Kapitel 2, Grammatik C + E
- Je kunt zinnen ontleden en aan de hand daarvan juiste naamvallen uit de naamvalschema's halen.
- Der Junge hat seiner Mutter ein___ Geschenk gegeben.
- Hast du dein___ Freunde im Park gesehen?
- Der Lehrer gibt d___ Schüler___ (mv) Tipps für den Test.
- D____ Abendessen hat dein___ Vater noch nicht gekocht, oder?
- Je kent de functies van de 1e, 3e en 4e naamval en weet hoe je ze uit de zin haalt.
- Je kent het stappenplan en kunt vervolgens de juiste naamval uit de schema's halen (blz. 293).