U1KB THeme 5 (vragen met) have got

Hallo 1KB
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hallo 1KB

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je weet de betekenis van het Engelse 'have got'.
Je weet wanneer je het gebruikt.
Je weet hoe je er een vraag mee kunt maken. 
(En hoe je vragen maakt zonder)

Slide 2 - Tekstslide

What does it mean?
Wat denk je dat 'have got' betekent?
Voorbeeld:

I have got a big painting in my room. 

Slide 3 - Tekstslide

I have got a big painting in my room.
(vertaal alleen 'have got')

Slide 4 - Open vraag

What does it mean?
Have got = hebben
I have got a big room
Ik heb een grote kamer. 


Slide 5 - Tekstslide

Gek...
Want 
I have a big room. 
= ook
Ik heb een grote kamer. 

Slide 6 - Tekstslide

Twee vormen
have got
has got

Slide 7 - Tekstslide

Kies de juiste:
Micha and her mom .... a cat at home.
A
have got
B
has got

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste:

Karen ... a fridge in her room.
A
have got
B
has got

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het dan?
We gebruiken 'have got' (of 'has got') vaak om extra nadruk te leggen op dat iets in ons bezit is. Of gewoon om te zeggen dat je iets hebt.

She has got a bike. She cycles around a lot. 

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het dan?
EN: 
Vragen maken met 'have got' is een stuk makkelijker dan vragen maken met 'have'. 
Daarom gebruiken we 'have got' ook. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag met 'have got' ?

Wat denk jij?

You have got homework for tomorrow. 

Slide 12 - Tekstslide

Maak van deze zin een vraag:
You have got homework for tomorrow.

Slide 13 - Open vraag

Vragen maken, have got
Als er in de zin 'have got' staat, hoef je alleen maar de 'have' naar voren te halen.

They have got a garden. 
Have they got a garden?

Slide 14 - Tekstslide

Vragen maken, have got
De rest van de zin blijft verder hetzelfde.

She has got three little sisters.
Has she got three little sisters?

Slide 15 - Tekstslide

Nu jij:

Maak een vraag van de volgende zin:

Your grandparents have got a nice house.

Slide 16 - Tekstslide

Maak een vraag:
Your grandparents have got a nice house.

Slide 17 - Open vraag

Vragen maken, alleen have
Je las net al dat vragen maken met 'have got' een stuk makkelijker is dan vragen maken met alleen 'have'. 
Dat laatste ga ik nu uitleggen. 

Slide 18 - Tekstslide

Vragen maken, alleen have
Herhaling:
Bij 'have got' hoef je alleen maar have naar voren te halen. 
Dit is heel anders als er alleen have in de zin staat. 

Slide 19 - Tekstslide

Vragen maken, alleen have.
Misschien weet je het nog van vorig hoofdstuk. 

Probeer daarom maar eens om van deze zin een vraag te maken. 
We have a big TV.

Slide 20 - Tekstslide

Maak een vraag:
We have a big TV

Slide 21 - Open vraag

Vragen maken, alleen have
Als er alleen have (zonder 'got') in de zin staat moet je iets toevoegen om een vraag te maken. 
Je voegt dan do toe aan het begin van de zin.
You have a beautiful house. 
Do you have a beautiful house?

Slide 22 - Tekstslide

Nu jij:
Maak een vraag van deze zin. 

My friends have a lot of time.

Slide 23 - Tekstslide

Maak een vraag van deze zin:
My friends have a lot of time.

Slide 24 - Open vraag

Vragen maken, alleen have
Dus: alleen have in de zin? 
Do toevoegen aan het begin. 

MAAR: have heeft twee vormen
I have.     She has.

Slide 25 - Tekstslide

I have
You have
We have
They have
She has
He has
It has

Slide 26 - Tekstslide

Vragen maken, alleen have
Wat moeten we doen als er alleen 'has' in de zin staat? 

She has a big bedroom. 
Does she have a big bedroom?

Slide 27 - Tekstslide

Vragen maken, alleen have
Als er alleen has (zonder 'got') in de zin staat 
voeg je does toe als je een vraag maakt. 
EN je verandert has-> have.
Mary has a nice family.
Does Mary have a nice family?

Slide 28 - Tekstslide

Nu jij, maak een vraag:
He has a new game.

Slide 29 - Open vraag

Vragen maken, alleen have
herhaling
als je een vraag moet maken:
I have -> Do I have
She has -> Does she have

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk:

Maken: opdr. 14 t/m 16
Leren: 
- Vocab H
- Stone 12
- Grammar 13

Slide 31 - Tekstslide