Conjunctuur

Conjunctuur
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Conjunctuur

Slide 1 - Tekstslide

Wat is conjunctuur?
De verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn.

Slide 2 - Tekstslide

Vier fases van conjunctuur

Expansie: de productie en economische groei nemen toe.
Recessie: De economische groei vertraagt, maar blijft boven de trend.
Depressie: De economie krimpt, productie en economische groei nemen af.
Herstel: de economie bereikt een dieptepunt en begint nadien weer aan te trekken. 

Slide 3 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid
Expansie: De werkloosheid neemt af. Veel vraag naar arbeid. 
Recessie: Er is nog steeds vraag naar arbeid, maar dit neemt af.
Depressie: De vraag naar arbeid daalt nog verder. Er vallen ook ontslagen. 
Herstel: vraag naar producten neemt weer wat toe, de productie stijgt en er is voorzichtig ook weer meer vraag naar arbeid.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noem je de verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn?
A
De trend
B
Expansie
C
Recessie
D
Conjunctuur

Slide 5 - Quizvraag

De gemiddelde groei van de economie noem je:
A
De expansie
B
De trend
C
De conjunctuur
D
De recessie

Slide 6 - Quizvraag

Uit welke vier fases bestaat een conjunctuurcyclus?

Slide 7 - Open vraag

Consumenten kopen minder goederen en diensten.
A
De conjunctuur verbetert zich.
B
De conjunctuur verzwakt nog meer.

Slide 8 - Quizvraag

Als België een zwakke conjunctuur heeft spreken we van een ...
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zou je laagconjunctuur ook kunnen noemen?
A
Depressie
B
Recessie
C
Expansie
D
Herstel

Slide 10 - Quizvraag

Als er veel vraag is naar arbeid en er maar heel weinig werkloosheid is, is er sprake van een...?
A
Depressie
B
Recessie
C
Expansie
D
Herstel

Slide 11 - Quizvraag

Hoe verzwakt een laag consumentenvertrouwen de conjunctuur?
A
Consumenten gaan veel besteden.
B
Consumenten gaan extra sparen.

Slide 12 - Quizvraag