H8 Samenvatting

Economie 
3GT
H8
Samenvatting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie 
3GT
H8
Samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
Herhaling H8 met LessonUp

Oefenen met opgaven, rekentrainers met PowerPoint

Volgende les een proeftoets
van boek B: H5 - H8

Slide 2 - Tekstslide

Gezin en bedrijf
Taakverdeling (werkverdeling):

binnen het gezin (afwas, luier verschonen)
tussen gezinnen en bedrijven (tegen betaling)
tussen bedrijven (vervoer, verkoop)
binnen bedrijven (leiding, uitvoering)

Slide 3 - Tekstslide

Bedrijf, gezin en overheid
Overheid zorgt voor voorzieningen (onderwijs, veiligheid, schoon milieu).
Overheid doet dit i.s.m. gezinnen en bedrijven
Arbeidsverdeling tussen gezinnen, bedrijven en overheid

Slide 4 - Tekstslide

Specialisatie
Toeleggen waar je goed in bent
Mensen gaan daardoor goed en snel werken

Productie stijgt => inkomens stijgen => welvaart neemt toe => beter in behoeften voorzien

Slide 5 - Tekstslide

Is arbeidsverdeling goed of slecht voor de economie?
A
Goed
B
Slecht

Slide 6 - Quizvraag

Door specialisatie stijgt:
A
Productie
B
Welvaart
C
Alle antwoorden zijn goed
D
Motivatie

Slide 7 - Quizvraag

Het werk doen waar je het beste in bent.
Het meeste ziekteverzuim komt door werkstress
Je krijgt een vaste aanstelling
Zo leer je beter om te gaan met nieuwe
technieken.
Wat hoort bij elkaar??
arbeidsomstan
digheden
arbeidsvoor waarden
specialisatie
scholing

Slide 8 - Sleepvraag

Door mensen aangestuurd
door computers aangestuurd

Slide 9 - Sleepvraag

betere organisatie
Mechanisatie
Scholing
Automatisering
Geestelijke arbeid wordt door computers overgenomen.
Lichamelijke arbeid wordt overgenomen door machines.
Werknemers moeten kunnen omgaan met nieuwe technieken.
Door een goede planning kan er sneller en beter gewerkt worden

Slide 10 - Sleepvraag

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = hoeveel kan er gemaakt worden als je alle machines en personeel inzet
Als er niet genoeg werk is dan is er of machines staan stil : onderbezetting

De bezettingsgraad is de werkelijke productie in procenten van de productiecapaciteit

Slide 11 - Tekstslide

Onderbezetting
Het verschil tussen wat kan en wat het werkelijk is.

Capaciteit / werkelijke productie

Slide 12 - Tekstslide

Bezettingsgraad
Werklijke productie tov capaciteit.

Wat gebruik ik tov wat kan ik max gebruiken

Slide 13 - Tekstslide

Met haar nieuwe camera kan Famke nu 15 tiktoks maken in plaats van de 9 die nodig zijn voor haar for you pagina. Zij heeft hierdoor tijd om nog 3 tiktoks te maken voor een andere site.
Bereken de onderbezetting en de bezettingsgraad van Famke.
Geef de berekening.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van nieuwe technologie??
A
Prijzen stijgen
B
Belasting wordt verhoogd
C
Loonkosten dalen
D
Laaggeschoold werk verdwijnt

Slide 15 - Quizvraag

Concurrentiepositie wordt beter
Innovatie  zorgt voor hogere arbeidsproductiviteit
Dus lagere kosten
Dus beter dan je concurrent

Slide 16 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk/soort is (heterogeen goed) 
  • Komt veel voor

Slide 17 - Tekstslide

Volkomen concurrentie
  • Veel aanbieders en veel vragers 
  • Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod (aandelen)
  • Het maakt de vragers niet uit wie levert (homogeen goed)

Slide 18 - Tekstslide

Oligopolie
  • Weinig aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan) 
  • Specialistische kennis nodig

Slide 19 - Tekstslide

Monopolie

  • Monos = 1 / polein = verkopen
  • Eén aanbieder
  • Veel vragers
  • Homogeen product

Voorbeeld:
De NS, bankbiljetten, elektra.

Slide 20 - Tekstslide

Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product
Marktvorm
Voorbeeld
veel
veel
homogeen
volkomen concurrentie
Aandelenmarkt
Valutamarkt
veel
veel
heterogeen
monopolistische concurrentie
horeca
Kledingzaken
Weinig
Veel
Beide
Oligopolie
supermarkten
1
veel
Homogeen
Monopolie
Trein
Kenmerken van een marktvorm

Slide 21 - Tekstslide

Oefenen voor de volgende les!

Slide 22 - Tekstslide