MH 1 Unit 1 - recap lesson 3: to have got
1 / 18
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Check in: How are you feeling today?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
which book did you read & did you like it so far?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer gebruik je "has got"
A
bij: I & you
B
bij: he, she, it
C
bij: We, you & they
D
Never
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebruik je om aan te geven dat je iets WEL hebt
A
have got
B
haves
C
Have ... got?
D
has got
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebruik je om aan te geven dat je iets NIET hebt
A
ain't got
B
has got
C
have not got
D
ain't not got
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
schrijf een zin met een positieve(+) vorm van "have got" (dus je hebt iets :)
timer
1:00
Slide 8 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
schrijf een zin met een negatieve(-) vorm van "have got" (dus je hebt iets niet :(
timer
1:00
Slide 9 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
schrijf een vraag met "have got" (je wilt weten of iemand iets heeft)
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
What will you do?
follow the grammar explanation
do "test jezelf"
Use the study support to study
practice test forms
Slide 12 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
tell them to keep the lesson up tab open
Hoe voel je je over wat je deze les hebt gedaan?
😒🙁😐🙂😃
Slide 14 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Are you happy with what you did/achieved? why or why not?
timer
2:00
Slide 15 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
What part do you think you will ace on the test? (meest makkelijk)
personal pronouns (persoonlijk vnw)
possessive pronouns (bezittelijk vnw)
to be (zijn)
to have got (hebben)
a/an (een)
Slide 16 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
What part do you think you will find most difficult (meest moeilijk)?
personal pronouns (persoonlijk vnw)
possessive pronouns (bezittelijk vnw)
to be (zijn)
to have got (hebben)
a/an (een)
Slide 17 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
