In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Schooljaar 2024-2025
Slide 1 - Tekstslide
Planning tweede periode
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
- Terugblik 9.4
- Keuze uitleg leerdoelen 9.5
- Zelfstandig werken 9.5
- Zelfstandig werken 3.5
Huiswerk donderdag 21 november:
Maken + nakijken: 9.5 3, 5, 11, 12, 14, 17
Leren: bron 3 + begrippen
Maken LessonUp 3.5
Oefentoets hst 9, minimaal 5.5
Slide 3 - Tekstslide
Marit is door een hond gebeten ze haalt een serum-injectie tegen tetanus.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief
Slide 4 - Quizvraag
Welke van de 4 rode bloedcellen hoort bij bloedgroep AB?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quizvraag
Het groene pijltje stelt antigeen A voor.
Het paarse rondje stelt antigeen B voor.
Bij welke rode bloedcel(len) kun je geen antistoffen terugvinden?
A
1
B
2
C
4
D
1 en 4
Slide 6 - Quizvraag
Op de cellen zit antigeen A
Op de cellen zit antigeen A en antigeen B
Op de cellen zitten geen antigenen
Op de cellen zit antigeen B
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Slide 7 - Sleepvraag
Wat maken de witte bloedcellen als iemand met bloedgroep AB- in aanraking komt met bloedgroep O- ?
A
Anti-B
B
Anti-A
C
Anit-A & Anti-B
D
Er worden geen antistoffen gemaakt.
Slide 8 - Quizvraag
Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets.
Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 9 - Quizvraag
René laat zich ook testen.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed niet gaat klonteren (zie afbeelding) Welke bloedgroep heeft René?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 10 - Quizvraag
Juna is zwanger, ze laat haar bloed testen en ze heeft A-. Welke antigenen heeft Juna op haar bloedcellen?
A
Antigen A
B
Antigen A & B
C
Antigen A & anti resus
D
Geen antigenen
Slide 11 - Quizvraag
Juna is zwanger, ze laat haar bloed testen en ze heeft A-. Haar baby heeft bloedgroep A+. Welke antigenen heeft haar baby?
A
Antigen A
B
Antigen A & B
C
Antigen A & anti resus
D
Geen antigenen
Slide 12 - Quizvraag
Juna heeft bloedgroep A- en is voor het eerst zwanger van een baby met bloedgroep A+. Leg uit of dit schadelijk is.
Slide 13 - Open vraag
Mensen met suikerziekte kunnen worden geholpen door een alvleeskliertransplantatie. Na een transplantatie bestaat echter het risico dat het donororgaan afgestoten wordt. Bij zo’n afstotingsreactie zijn antigenen en antistoffen betrokken. Geef aan van wie de antigenen en de antistoffen zijn.
A
Antigenen = donor
Antistoffen = donor
B
Antigenen = ontvanger
Antistoffen = ontvanger
C
Antigenen = donor
Antistoffen = ontvanger
D
Antigenen = ontvanger
Antistoffen = donor
Slide 14 - Quizvraag
Mads heeft een aandoening waardoor zijn nieren niet werken. Hij krijgt via een donor een nieuwe nier. Na de operatie moet hij medicijnen slikken om te voorkomen dat zijn lichaam de nier afstoot. Deze medicijnen onderdrukken het immuunsysteem.
Leg uit waarom er na een transplantatie het immuunsysteem onderdrukt moet worden.