na·ti·o·na·lis·me (het; o; meervoud: nationalismen)
1. Voorliefde voor het eigen volk (gepaard met een zekere afkeer van het vreemde)
In de historische context:
2. Streven van een volk naar één staat. Eigen volk/staat is beter dan een ander volk of staat.
NSDAP, modern imperialisme, VS, Israël, IS en Franse revolutie