H5 In vuur en vlam par 2

Leerdoelen paragraaf 5.2
1) Je weet met welke drie methoden je volgens de branddriehoek kunt blussen.
2) Je weet een geschikt blusmiddel voor olie- en benzinebrand.
3) Je kunt aan de hand van een stuk tekst het juiste blusmiddel kiezen en beschrijven welke brandvoorwaarde het wegneemt.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen paragraaf 5.2
1) Je weet met welke drie methoden je volgens de branddriehoek kunt blussen.
2) Je weet een geschikt blusmiddel voor olie- en benzinebrand.
3) Je kunt aan de hand van een stuk tekst het juiste blusmiddel kiezen en beschrijven welke brandvoorwaarde het wegneemt.

Slide 1 - Tekstslide

Noem de drie voorwaarden voor brand:

Slide 2 - Open vraag

Je blust een kampvuurtje met zand. Welke brandvoorwaarde(n) neem je weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 3 - Quizvraag

Je blust een kampvuurtje met een emmer water. Welke brandvoorwaarde(n) neem je weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 4 - Quizvraag

Je blust een brand met waternevel. Welke brandvoorwaarde(n) neem je weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 5 - Quizvraag

Je blust een brand met blusschuim. Welke brandvoorwaarde(n) neem je weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 6 - Quizvraag

In het bos vind je brandgangen (plekken zonder bomen). Welke voorwaarde voor brand haal je hiermee weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 7 - Quizvraag

Waarom kun je olie- en benzinebrand niet met water blussen? Kies het beste antwoord.
A
Het gaat spetteren.
B
Olie en benzine drijven op water.
C
Je kunt niet genoeg afkoelen.
D
Dit is onzin, het kan wel!

Slide 8 - Quizvraag

Uit een olieput spuit brandende olie. Het vuur wordt gestopt door een grote plug in het gat te stoppen. Welke voorwaarde(n) voor brand worden hiermee weggehaald?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 9 - Quizvraag

Er is vlam in de pan! Je dooft het vuur door de deksel op de pan te doen. Welke brandvoorwaarde(n) neem je hiermee weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 10 - Quizvraag

Er is vlam in de pan! Je dooft het vuur door de deksel op de pan te doen en het fornuis uit te zetten. Welke brandvoorwaarde(n) neem je hiermee weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 11 - Quizvraag

Een koolzuursneeuw blusser blust met CO2 gas. Welke voorwaarde voor brand neemt deze methode weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 12 - Quizvraag

Brandend magnesium reageert heel heftig met CO2. Welke blusmethode kun je wel gebruiken?
A
Koolzuursneeuwblusser
B
Water
C
Schuim
D
Een handdoek

Slide 13 - Quizvraag

Bij de heftige reactie tussen magnesium en koolstofdioxide ontstaan roet en magnesiumoxide. Kies de juiste reactievergelijking.
A
2 Mg + O2 --> 2 MgO
B
Mg + H2 --> MgH2
C
2 Mg + CO2 --> 2 MgO + C
D
Mg + H2O --> MgO + H2

Slide 14 - Quizvraag

Brandend magnesium reageert ook zeer heftig met water. Hierbij ontstaan waterstof en magnesiumoxide. Kies de juiste reactievergelijking.
A
2 Mg + O2 --> 2 MgO
B
Mg + H2 --> MgH2
C
2 Mg + CO2 --> 2 MgO + C
D
Mg + H2O --> MgO + H2

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen paragraaf 5.2
1) Je weet met welke drie methoden je volgens de branddriehoek kunt blussen.
2) Je weet een geschikt blusmiddel voor olie- en benzinebrand.
3) Je kunt aan de hand van een stuk tekst het juiste blusmiddel kiezen en beschrijven welke brandvoorwaarde het wegneemt.

Slide 16 - Tekstslide