Keuzegedrag hoofdstuk 1

Hoe beinvloeden bedrijven de keuzes die mensen maken?
  • vergelijkingen
  • relatieve opofferingskosten
  • bezitseffect
  • verliesaversie / spijtaversie
  • gratis
  • de standaard
  • lokvogel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe beinvloeden bedrijven de keuzes die mensen maken?
  • vergelijkingen
  • relatieve opofferingskosten
  • bezitseffect
  • verliesaversie / spijtaversie
  • gratis
  • de standaard
  • lokvogel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lokvogel
Een slechter alternatief dat het meest gunstige alternatief voor een bedrijf het aantrekkelijkst maakt voor de consument
of:
Een keuze (product) toevoegen aan het assortiment om een andere keuze (product er beter uit te laten zien
Supermarkten maken de meeste winst op huismerken bijvoorbeeld. Een A merk is duurder waardoor het huismerk aantrekkelijker wordt


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inuïtie versus rationaliteit

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerd vergelijken
Het ''grote'' product zo goedkoop mogelijk en ''alles wat erbij hoort'' duur. Voorbeeld: printer en cartridges

Informatie wordt vaak niet opgezocht. Of verkeerde inschatting informatie.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relatieve opofferingskosten
Relatieve opofferingskosten betekent dat mensen afwegingen die zij maken , die te maken hebben met tranactiekosten van een product, af laten hangen van de prijs van het product
Twee euro korting op afwasmiddel of een laptop? Voor welk product ben ik bereid even om te fietsen voor die  euro korting?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef zelf een voorbeeld van een product waarbij je niet de moeite hebt genomen om voor een paar euro naar een andere winkel te gaan

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezitseffect

Wij als consumenten waarderen de producten en diensten die we bezitten meer dan de producten die we niet bezitten, zelfs als die producten of diensten ons meer waarde bieden.

Het bezitseffect is dus een belangrijke factor die ervoor zorgt dat mensen al shoppend meer uitgeven dan oorspronkelijk de bedoeling was.


Slide 7 - Tekstslide

TO = 7q
TK = 5q +2000 

BEA --> 2q = 2000 --> q = 1000
BEO --> 1000 invullen = €7000

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verliesaversie/Spijtaversie
Het gevoel dat je iets mis gelopen bent of iets kwijt bent. 

Voorbeeld: meedoen of niet met de postcodeloterij

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gratis
Gratis producten die worden weggegeven met een bepaalde aankoop.
Voorbeeld: geen verzendkosten in rekening brengen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De standaard
Heel veel mensen kopen het, dus zal het wel goed zijn. 
Ik koop het dus ook. 
Voorbeeld: annuleringsverzekeringen bij het boeken van een vakantie. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lokvogel
Een slechter alternatief dat het meest gunstige alternatief voor een bedrijf het aantrekkelijkst maakt voor de consument
(bijvoorbeeld hamburger zonder bacon 6 euro, met bacon 7 euro; zonder bacon is dan de lokvogel, meeste mensen kiezen voor die met bacon)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Zelfstandig werken aan hoofdstuk 1
1.1 t/m 1.8

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies