Diagnostische toets vmbo Maatschappijleer h 1 en h 2

Jongeren
Diagnostische toets
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Jongeren
Diagnostische toets

Slide 1 - Tekstslide

De puberteit is de periode tussen...
A
je kindertijd en volwassenheid
B
je peutertijd en volwassenheid

Slide 2 - Quizvraag

Als je accepteert dat sommige mensen andere waarden en normen hebben, dan ben jij?
A
asociaal
B
abnormaal
C
tolerant
D
puberaal

Slide 3 - Quizvraag

Pesten is een maatschappelijk probleem. Noem de 4 kenmerken van een maatschappelijk probleem

Slide 4 - Open vraag

Wat is abnormaal of asociaal gedrag?
A
Rekening houden met elkaar
B
Geen rekening houden met elkaar
C
Je bent dan een puber
D
Je bent tolerant

Slide 5 - Quizvraag

Tot welke leeftijd zijn de hersenen nog in ontwikkeling?
A
24e jaar
B
25e jaar
C
26e jaar
D
27e jaar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is volgens jou cyberpesten?

Slide 7 - Open vraag

Wat speelt de grootste rol in wie je wordt in je latere leven?
A
Nature
B
Nurture

Slide 8 - Quizvraag

Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd.
Je ... is vooral aangeleerd.

Welk woord of welke woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent

Slide 9 - Quizvraag

Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren spreken, omdat:
A
taal een aangeboren eigenschap is.
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Japans of Arabisch.
C
zij niet opgevoed zijn met de Chinese taal.
D
je een taal vooral onbewust aanleert.

Slide 10 - Quizvraag

Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

Slide 11 - Quizvraag

Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten.
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 14 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.

Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
School

Slide 16 - Quizvraag

Internalisatie is
A
Bewust of onbewust aanleren van normen en waarden
B
Letten op hoe mensen zich gedragen
C
Aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
D
Laten weten of iemand iets goed of fout doet

Slide 17 - Quizvraag

Socialisatie betekent dat mensen:

A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren.
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 18 - Quizvraag

Beïnvloeding van iemands waarden, normen en gedrag gebeurt op verschillende manieren. Waardoor worden kleine kinderen het meeste beïnvloed?

A
Het gezin.
B
De media.
C
Het geloof.
D
De overheid.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is volgens nature-aanhangers het belangrijkste voor goede studieresultaten?

A
Goede docenten.
B
Zorgvuldig het huiswerk maken.
C
Veel herhaling van de lesstof.
D
Iemands aanleg.

Slide 20 - Quizvraag

Bij sociale controle:

A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.

Slide 21 - Quizvraag

Een ander woord voor beloning en straf is ………..
Welk woord is weggelaten?

A
aangeleerd.
B
eigenschap.
C
sanctie.
D
imitatie.

Slide 22 - Quizvraag

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:

A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie.
D
internalisatie.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn rolpatronen?
A
Rolpatronen zijn hetzelfde als beeldvorming.
B
Rolpatronen geven aan welk gedrag van je verwacht wordt.
C
Rolpatronen zijn de normen en waarden die je gedrag bepalen.
D
Rolpatronen zijn voor een groot deel aangeboren.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een gendernorm?

A
Een stoere jongen die huilt.
B
Een man die een jurk draagt.
C
Een meisje dat met poppen speelt.
D
Een vrouw die een vrachtauto bestuurt.

Slide 25 - Quizvraag

Waarden:
A
zijn voor iedereen in de samenleving hetzelfde.
B
kunnen tussen mensen verschillen.
C
staan in de wet.
D
zijn onafhankelijk van groepsnormen.

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is weggelaten?
Het …………. van andere normen en waarden heeft te maken met tolerantie.
A
accepteren.
B
verwerpen.
C
bestrijden.
D
belachelijk maken.

Slide 27 - Quizvraag

Jij zit midden in de puberteit. Dat betekent:

A
dat je hersenen volgroeid zijn.
B
dat je leeft in de periode tussen kindertijd en volwassenheid.
C
dat je socialisatieproces bijna ten einde is.
D
dat je vooral in deze periode nieuwe waarden en normen aanleert.

Slide 28 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Pesten is een maatschappelijk probleem.
2. Groepsdruk heeft meestal niets te maken met pestgedrag.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het beste voorbeeld van een generatieconflict?

A
Daan en Bas zijn broers, maar ze hebben heel vaak ruzie over wat goede muziek is.
B
Rory zegt tegen zijn buurjongen Samir dat hij het belachelijk vindt dat hij elke dag naar de moskee gaat.
C
Bart heeft ruzie met zijn moeder omdat zij vindt dat hij te veel tijd besteedt aan computerspelletjes.
D
Klasgenoten Meral en Silas sturen elkaar haatmails.

Slide 30 - Quizvraag

Identificatie:

A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan de groepsdruk.
B
is het imiteren van iemand waar je tegen opkijkt.
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent.
D
ontstaat als mensen botsen met de normen van hun groep.

Slide 31 - Quizvraag

Als het Nederlands elftal wint, juichen miljoenen mensen. Zij voelen zich hierdoor met elkaar verbonden.
Dit is een voorbeeld van:
A
een generatieconflict.
B
sterke sociale cohesie.
C
polarisatie.
D
roldoorbrekend gedrag.

Slide 32 - Quizvraag

Individualisering:

A
geeft mensen een sterker wij-gevoel.
B
ontstond toen de invloed van de kerk kleiner werd.
C
is hetzelfde als sociale cohesie.
D
zorgt ervoor dat er minder jongerenculturen zijn.

Slide 33 - Quizvraag

De eerste jongerenculturen ontstonden in de periode dat:

A
jongeren al op jonge leeftijd moesten gaan werken.
B
jongeren bijna niet naar school hoefden
C
jongeren meer geld en vrije tijd kregen.
D
jongeren, net als hun ouders, naar de kerk gingen.

Slide 34 - Quizvraag

Lees het artikel en beantwoord de vragen. 
 
Voetbalboot KNVB op Gay Pride 

Voetbalbond KNVB vaart met een boot mee tijdens de Canal Parade in Amsterdam. De botentocht is het hoogtepunt van de Gay Pride, het jaarlijkse feest voor homo’s, lesbiennes en biseksuelen. Oud-voetballer Ronald de Boer zat ook op de boot. “Homoseksualiteit is in het voetbal een taboe. De eerste die ervoor uit durft te komen, zal een harde huid moeten hebben. En het zal hem ook niet uit moeten maken wat er geroepen wordt. Maar wij – de voetbalwereld, de clubs, het publiek – moeten ervoor zorgen dat met deze mensen niet wordt gesold.” 
 
a. Is homoseksualiteit aangeboren of aangeleerd? Leg uit. 
b. Dat de KNVB meedoet aan de Gay Pride is WEL / NIET een voorbeeld van socialisatie, want: 
c. Leg uit dat de zin “Homoseksualiteit is in het voetbal een taboe” een voorbeeld is van cultuur. 

Slide 35 - Tekstslide

Lees het artikel en beantwoord de vragen.

a. Is homoseksualiteit aangeboren of aangeleerd? Leg uit.
b. Dat de KNVB meedoet aan de Gay Pride is WEL / NIET een voorbeeld van socialisatie, want:
c. Leg uit dat de zin “Homoseksualiteit is in het voetbal een taboe” een voorbeeld is van cultuur.

Slide 36 - Open vraag

Bij sociale controle maken we gebruik van positieve en negatieve sancties.

a. Geef een voorbeeld van een positieve en een negatieve sanctie voor een kleuter.
b. Geef een voorbeeld van een positieve en een negatieve sanctie voor een jongen of meisje van 16 jaar.
c. Geef een voorbeeld van een positieve en een negatieve sanctie voor een volwassen persoon.

Slide 37 - Open vraag

Gendernormen veranderen door de jaren heen.

a. Geef een voorbeeld van een gendernorm uit de jaren 50.
b. Noem nu een voorbeeld van een gendernorm die past bij deze tijd.

Slide 38 - Open vraag

Lees het artikel en beantwoord de vragen. 

 Rutte: “Stop vanaf nu met handen schudden” 
 Alle Nederlanders moeten stoppen met handen schudden. Zo wil het kabinet het coronavirus onder controle krijgen. Dit zei premier Rutte tijdens een van de eerste persconferenties. Hoe lastig dat is blijkt direct na de persconfectie. Rutte bedankte RIVM-directeur Jaap van Dissel met een handdruk. “Dat mag niet meer”, zei Van Dissel.” Rutte reageerde direct lachend met: “Sorry sorry!” 
Bron: AD 

a. Waarom is het zo lastig om te stoppen met handen schudden? Gebruik in je antwoord het woord internalisatie. 
b. Gaat deze bron over sociale controle? Leg je antwoord uit. 

Slide 39 - Tekstslide

Lees het artikel en beantwoord de vragen.

a. Waarom is het zo lastig om te stoppen met handen schudden? Gebruik in je antwoord het woord internalisatie.
b. Gaat deze bron over sociale controle? Leg je antwoord uit.

Slide 40 - Open vraag

Rachid geeft een feestje. Hij waarschuwt de buren dat hij tot 11 uur harde muziek draait. Daarna gaat de muziek zachter.
Is dit een voorbeeld van asociaal gedrag? Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Open vraag

Soms bestaat er tussen jongeren en hun ouders een generatieconflict.
Geef hiervan een duidelijk voorbeeld.

Slide 42 - Open vraag

Kies een groep waar jij bij hoort.

a. Noem een reden waarom jij je met die groep verbonden voelt.
b. Op welke momenten is er in de groep waartoe jij behoort sprake van een sterk wij-gevoel?

Slide 43 - Open vraag

Leg uit waarom individualisering tot meer keuzestress leidt.

Slide 44 - Open vraag

Lees de tekst en beantwoord de vraag. 
 
Foto’s en stories 
Influencer Eemy Rutter (21) is zeker vijf uur per dag kwijt aan het bijhouden van haar Instagram-account. Ze maakt foto’s en stories en neemt tijd om haar volgers te beantwoorden. “Het is belangrijk om een persoonlijke band met je volgers te creëren”, legt ze uit. “Daarom neem ik hun vragen heel serieus.” 
Bron: nu.nl  
 
Wat heeft het beroep van een influencer met identificatie te maken? 

Slide 45 - Tekstslide

Lees de tekst en beantwoord de vraag.

Wat heeft het beroep van een influencer met identificatie te maken?

Slide 46 - Open vraag