je weet hoe te rekenen met rente icm de verhoudingstabel.
Slide 6 - Tekstslide
Laura heeft €15.000 geërfd. Zij zet dit op een spaarrekening en krijgt 1,9% rente. Hoeveel € rente krijgt ze?
Slide 7 - Open vraag
Steef heeft €200 geleend en €220 terugbetaald. Hoeveel procent rente betaalt hij?
Slide 8 - Open vraag
Frieda heeft €3000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. Hoeveel € ontvangt Frieda aan rente?
Slide 9 - Open vraag
Leerdoelen paragraaf 3
Je weet welke redenen je kunt hebben om geld te lenen.
Je weet hoe een lening werkt.
Je kunt de kosten van een lening berekenen.
Je kunt een percentage berekenen.
Kader Je kunt een percentage berekenen.
Je hebt paragraaf 2.3 goed begrepen.
Slide 10 - Tekstslide
Leenmotieven
Overmorgen ontvang je je salaris, maar je moet vandaag boodschappen doen. Je leent € 50,- van de buurvrouw en spreekt af dit overmorgen meteen terug te betalen.
Welk leenmotief herken je?
Slide 11 - Tekstslide
Leenmotieven
Leenmotief = De reden waarom je geld leent.
Voorbeelden hiervan:
Je hebt een tijdelijk geld tekort dat je even moet opvangen.
Je wilt een duurzaam consumptiegoed nu kopen en hebt te weinig geld.
Je hebt onverwacht dringend geld nodig en geen geld achter de hand.