De menstruatiecyclus HA2a





Menstruatiecyclus
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les





Menstruatiecyclus

Slide 1 - Tekstslide

Welkom vandaag 
Planning
  • Lezen 
  • Terugblik op vorige les
  • Toelichting nieuwe theorie
  • Vragen stellen**

Neem plaats 
Tas op de grond
Pak je leerboek
Log in op Lessonup


Proefwerk 
Hoofdstuk 8
2 december week 48
Begin met lezen 
8.2 bladzijde 42+43
Ondertussen check ik de aanwezigheid
timer
7:00
Nu  week 46
** Vragen? Schrijf 
je dan ook in bij Dalton.
Dan is er meer tijd voor!
In stilte

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaan we het in hoofdstuk 8 over hebben?

8.1 - Puberteit en groei
8.2 - Man en vrouw
8.3 - Zwanger worden
8.4 - Zwangerschap
8.5 - Je lijkt op...
Welke opgaven moeten gemaakt worden:

opdracht 1 t/m 17 van 8.1
opdracht 1 t/m 22 van 8.2
opdracht 1 t/m 19 van 8.3
opdracht 1 t/m 17 van 8.4
opdracht 1 t/m 20 van 8.5

Deze week

Slide 3 - Tekstslide

planning
-Terugblik
-Leerdoelen
-Uitleg
-Check leerdoelen
-Zelfstandig werken

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kan de verschillende onderdelen van de voortplantingsorganen van een vrouw benoemen (theorieboek). en je weet de functie/taken en kenmerken van deze organen
Je kent de menstruatiecyclus, kunt deze beschrijven en weet wat er dan in de voortplantingsorganen gebeurt, welke hormonen wanneer een rol spelen.
Je weet wanneer een meisje vruchtbaar is
Je weet wat menstruatie is en een meisje dan nodig heeft


Let op

Slide 5 - Tekstslide

Maar eerst..
Even een paar vragen over het voortplantingsstelsel van de vrouw

Slide 6 - Tekstslide

Waar rijpen de eicellen?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 7 - Quizvraag

Waar vindt de innesteling plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 8 - Quizvraag

Waar vindt bevruchting plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 9 - Quizvraag

Menstruatie:
het slijmvlies laat los
Spieren rondom de baarmoeder trekken samen, vandaar dat je buikpijn en spierpijn kan hebben. Ook spelen hormonen een rol bij de menstruatie, waardoor je veranderingen in je humeur kan waarnemen.

Slide 10 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 11 - Tekstslide

Wat als de eicel bevrucht wordt?

Slide 12 - Tekstslide

Begin cyclus Hypofyse hormoon
Follikel gaat groeien
Follikel produceert oestrogeen en progesteron
Follikel zorgt vooral voor ovulatie oestrogeen en na progesteron
 oestrogeen:
geen rijpende andere
cellen
slijmvlies dikker
veel ervan in bloed: hypofyse sein ovulatie

Slide 13 - Tekstslide

Hoe zorgt de pil er dan voor dat je niet zwanger kan worden?

  • Geen eisprong
  • Kan pijnlijke menstruatie voorkomen

Slide 14 - Tekstslide


Op welke dag begint het opbouwen van het slijmvlies?
A
dag 1
B
dag 6
C
dag 14
D
dag 18

Slide 15 - Quizvraag


wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus ongeveer?
A
10
B
14
C
28
D
35

Slide 17 - Quizvraag


Je ziet hier bij iemand....
A
Het inbrengen van een tampon zonder inbrenghuls
B
Een vinger bij de clitoris
C
het inbrengen van een tampon met inbrenghuls
D
Een vinger in de anus

Slide 18 - Quizvraag

Vinden bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Zowel menstruatie als ovulatie
B
Wel menstruatie maar geen ovulatie.
C
Wel ovulatie maar geen menstruatie.
D
Geen menstruatie en geen ovulatie.

Slide 19 - Quizvraag

Een vrouw bij wie de eileiders zijn afgesloten, heeft geen menstruatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
D
Om de ovulatie mogelijk te maken

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer spreken we
van het woord bevruchting?
A
Bij een bolletje cellen
B
Bij een eisprong
C
Tijdens een ovulatie
D
Bij het samensmelten van de kernen

Slide 22 - Quizvraag

Innesteling
A
klompje cellen zet zich vast in de eierstok
B
klompje cellen zet zich vast in de eileider
C
klompje cellen zet zich vast in de vagina
D
klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies

Slide 23 - Quizvraag

eicellen ontwikkelen zich in
A
de eileider
B
de eierstok
C
de vagina
D
het baarmoederslijmvlies

Slide 24 - Quizvraag

Als je de pil slikt kun je
niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil volgens voorschrift slikt kun je zwanger worden
B
Je mag de pil maximaal 1 x vergeten, bij vaker ben je niet meer voldoende beschermd
C
klopt, mits je hem volgens het voorschrift gebruikt.
D
Je mag de pil maximaal 3 x vergeten, bij vaker ben je niet meer voldoende beschermd

Slide 25 - Quizvraag


Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
D
Om de ovulatie mogelijk te maken

Slide 26 - Quizvraag


In welke periode vindt waarschijnlijk ovulatie plaats?
A
In de periode van dag 1 tot dag 3
B
In de periode van dag 13 tot dag 15
C
In de periode van dag 26 tot dag 28
D
Dat weet je niet, dat is elke 4 weken weer helemaal anders

Slide 27 - Quizvraag

Voordat de jongen klaar komt, komt er voorvocht uit de penis.
Stelling a. In dit voorvocht zitten geen zaadcellen
Stelling b. Door dit voorvocht kan een soa doorgegeven worden
A
Stelling a is waar Stelling b is niet waar
B
Stelling a is niet waar Stelling b is waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 29 - Woordweb

Welk(e) van deze delen verlaat (verlaten) het lichaam van een vrouw tijdens een menstruatie?

A
de bovenste laag van het baarmoederslijmvlies
B
een eicel die niet is bevrucht
C
Het gele lichaam
D
alle 3 de antwoorden zijn goed.

Slide 30 - Quizvraag

Waarom is een meisje ongeveer 5 dagen per 4 weken vruchtbaar?
A
Een eicel blijft 5 dagen in leven
B
Een zaadcel blijft 5 dagen leven
C
Een ovulatie duurt gemiddeld 5 dagen
D
Een menstruatie duurt gemiddeld 5 dagen

Slide 31 - Quizvraag

8.3 Zwanger worden
Bevruchting en innesteling

Slide 32 - Tekstslide

Bevruchting
Bij bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.

Slide 33 - Tekstslide

bevruchting
Bevruchting en innesteling
Je kunt het verhaal vanaf de eisprong t/m de innesteling vertellen

Slide 34 - Tekstslide

Als er geen bevruchting is geweest, vindt er dan een innesteling plaats?
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
dat kun je niet weten

Slide 35 - Quizvraag

Baarmoeder
Eierstok
Vagina
Clitoris
Plaats waar het embryo groeit
Hier rijpen de eicellen
Verbinding naar de buitenwereld
Meest gevoelige deel

Slide 36 - Sleepvraag

Hoe noemen we het samensmelten van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie

Slide 37 - Quizvraag

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eilleider
D
Vagina

Slide 38 - Quizvraag

Huiswerk
Zie ItsLearning 

Slide 39 - Tekstslide