Soorten Uitgaven: Dagelijkse uitgaven Vaste lasten Incidentele uitgaven
Slide 10 - Tekstslide
Soorten uitgaven
uitleg:
regelmatig met wisselend bedrag
vast moment, vast bedrag
uitgaven > € 80 die je soms doet
Soorten Uitgaven: Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Slide 11 - Tekstslide
Reserveren (= sparen)
Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden
Voorbeeldsom: Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen. Hoeveel moet ze per maand reserveren? --> Reservering per maand = € 1800 : 24 = € 75
Slide 12 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
Slide 13 - Tekstslide
incidentele uitgaven
vaste lasten
Slide 14 - Sleepvraag
Reserveren (= sparen)
Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden
Voorbeeldsom:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen. Hoeveel moet ze per maand reserveren?
Slide 15 - Tekstslide
Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven
Slide 16 - Quizvraag
Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ..
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is géén inkomensvorm?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen
Slide 18 - Quizvraag
Wat is budgetteren?
A
een begroting maken
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven
Slide 19 - Quizvraag
Bij welke inkomensvorm is er geen sprake van een tegenprestatie?