TOETS thema 4 stevigheid en beweging

Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen
1 / 43
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen

Slide 1 - Quizvraag

Welke botten vormen samen de schoudergordel?

Slide 2 - Open vraag

Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel

Slide 3 - Quizvraag

Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Slide 5 - Quizvraag

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zitten de armen vast aan de schouder?
A
gewrichten
B
naden
C
kraakbeen
D
vergroeid

Slide 7 - Quizvraag

Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht

Slide 8 - Quizvraag

Je armen en benen bewegen door
A
Gewrichten
B
Kraakbeen
C
Naadverbinding
D
Vergroeiing

Slide 9 - Quizvraag

welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 10 - Quizvraag

hoe zit je heup aan elkaar
A
naadverbinding
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen

Slide 12 - Quizvraag

Naadverbinding
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen
Veel beweging
Geen beweging
Beetje beweging
Geen beweging

Slide 13 - Sleepvraag

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen

Slide 14 - Quizvraag

Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
C
niks

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag

Slide 18 - Quizvraag

Door een bot in de vlam te houden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel beenweefsel.
A
Waar
B
Niet waar
C
Beetje waar
D
huh?

Slide 21 - Quizvraag

Lijmstof en kalkstof zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren

Slide 22 - Quizvraag

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 23 - Sleepvraag

Hoe heet bot nr 9?, dit is het onderste nr aan de linkerkant.
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf

Slide 24 - Quizvraag

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verband tussen spieren en het skelet?

Slide 26 - Open vraag

Geef een voorbeeld van botten ( van verschillende zoogdieren) dat aangeeft dat alhoewel de vorm van de botten gelijk is de functie verschilt.

Slide 27 - Open vraag

In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich beenweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q

Slide 28 - Quizvraag

Welke functie hebben de kalkzouten in been?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging

Slide 29 - Quizvraag

Bukken tijdens het tillen is niet goed voor je rug omdat je schade aan kan brengen aan je tussenwervelschijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Baby's die leren lopen hebben de bewegingen al wel opgeslagen in het motorisch geheugen. Zijn moeten alleen nog oefenen met hun coördinatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Een beweging kun je automatiseren. Dit doe je door voldoende te bewegen en te trainen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

De meniscus in het kniegewricht scheurt; dit is een voetbalknie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Door je rug regelmatig op de goede manier te belasten voorkom je rugproblemen. Dit doe je door te lopen of te fietsen. Dat maakt de tussenwervelschijven sterker, waardoor ze minder snel scheuren. Je buikspieren trainen helpt ook bij het voorkomen van rugproblemen.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een skelet van een mens en een potvis. Een potvis is een zoogdier dat in de zee leeft. De potvis heeft geen dubbele S-vorm van de wervelkolom omdat deze extra schokken op moet kunnen vangen in het water.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Wanneer heel klein delen van de spiervezels van een spier licht beschadigd raken en weer snel herstellen is er sprake spierscheuring
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Welke uitspraak over de
wervelkolom is juist?
A
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
B
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.
C
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
D
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.

Slide 37 - Quizvraag

Als schaatster Ireen Wust stopt met sporten, wat verwacht je dan dat er gebeurt met haar conditie en coördinatie?
A
Haar conditie verslechtert en haar coördinatie blijft hetzelfde.
B
Haar conditie blijft hetzelfde en haar coördinatie verslechterd
C
Zowel haar conditie als haar coördinatie verbeteren.
D
Zowel haar conditie als haar coördinatie verslechteren.

Slide 38 - Quizvraag

Welk voordeel hebben topgangers van het feit dat ze op de toppen van hun tenen lopen?
A
Door op de toppen van de tenen te lopen, is het oppervlakte kleiner. Hierdoor zakken topgangers minder weg in de ondergrond.
B
Door op de toppen van de tenen te lopen, is de paslengte groter. Hierdoor kunnen topgangers harder lopen.
C
Door op de toppen van de tenen te lopen, hebben ze een kleinere paslengte. Hierdoor kunnen topgangers harder lopen.
D
Door op de toppen van de tenen te lopen, is het oppervlakte kleiner. Hierdoor hebben ze een sterkere afzet en hierdoor kunnen topgangers harder lopen.

Slide 39 - Quizvraag

In informatie 7 is ook het skelet van een dinosauriër afgebeeld.
Is een dinosauriër een hoefganger, een teenganger, een zoolganger of een topganger?
A
een hoefganger
B
een teenganger
C
een zoolganger
D
een topganger

Slide 40 - Quizvraag

Een persoon heeft haar gewrichtskapsel te ver uitgerekt. Dit noemen wij een....
A
Kneuzing
B
Ontwrichting
C
Verstuiking
D
Spierscheuring

Slide 41 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding. Is een rat een hoefganger, een teenganger of een zoolganger?
A
een hoefganger
B
een teenganger
C
een zoolganger

Slide 42 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Is een neushoorn een topganger, een teenganger of een zoolganger?
A
een topganger
B
een teenganger
C
een zoolganger

Slide 43 - Quizvraag