H4 Verlichting en Revolutie

H4 Verlichting en Revolutie
H4 Verlichting en Revoluties
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

H4 Verlichting en Revolutie
H4 Verlichting en Revoluties

Slide 1 - Tekstslide

§4.1 Oriëntatie
  • Periode
  • Tijdvak
  • Jaartallen
  • Samenleving 
Vroegmoderne tijd
Tijd van regenten en vorsten
Tijd van Pruiken en Revoluties
1600-1700  en 1700-1800
Landbouwstedelijke samenleving

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten
1 Het streven van vorsten naar absolute macht.
2 Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast 
    op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, 
    economie en sociale verhoudingen.
3 De democratische revoluties in westerse landen met als 
    gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en 
    staatsburgerschap.


Slide 3 - Tekstslide

§4.2 Lodewijk XIV, een absoluut heerser.

Slide 4 - Tekstslide

Absolutisme
De vorst was de staat (L’etat c’est moi). 
Lodewijk XIV is het beste voorbeeld.

Slide 5 - Tekstslide

Jonge Lodewijk
Minderjarige koning, kardinaal Mazarin en moeder regeerden voor hem
Opstand (Fronde), hierdoor angst voor adel.

Slide 6 - Tekstslide

Film Le Roi Danse 
(fragment 63)

Slide 7 - Tekstslide

Alle macht in handen
Droit Divin, koning macht van God, boven allen verheven.
Centralisatiepolitiek
Alleen regeren

Slide 8 - Tekstslide

Film Le Roi Danse 
(fragment 64)

Slide 9 - Tekstslide

Alle macht in handen (2)
Lettres de cachet
Enorme hofhouding (familie en hoge edelen)

Slide 10 - Tekstslide

Film Le Roi Danse 
(fragment 65)

Slide 11 - Tekstslide

Alle macht in handen (3)
Bureaucratisch apparaat
Alleen katholicisme
Kunst en wetenschap gecentraliseerd in Parijs
Paleis van Versailles

Slide 12 - Tekstslide

Film Le Roi Danse 
(fragment 67)

Slide 13 - Tekstslide

Economie
Mercantilisme (eigen economie beschermen)
Hoge uitgaven aan hofhouding
Oorlogen met Engeland en de Republiek
Volk ontevreden

Slide 14 - Tekstslide

§4.3 Kritiek en idealen: de Verlichting

Slide 15 - Tekstslide

Verlichting
Door de wetenschappelijke revolutie gingen mensen vertrouwen op hun eigen verstand. Zo ontstond de Verlichting.

Ieder heeft zijn eigen verstand en moet dus de moed hebben dat eigen verstand te gebruiken.

Optimisme en vooruitgangsgedachte.

Slide 16 - Tekstslide

Engeland
Karel I:
Wilde absolute macht, maar werd gedwarsboomd door het parlement.
Conflicten leidden tot ‘Persoonlijke Bewind’. (1629-1640)
Parlement nodig voor geld (1640), maar conflicten leidden tot burgeroorlog (tot 1646).
Karel onthoofd (1649) en Cromwell wordt ‘Lord Protector’.
1660 Karel II koning

Slide 17 - Tekstslide

Film To kill a king (fragmenten 51, 52)



Slide 18 - Tekstslide

Willem III
Opvolger Karel II was katholiek (Jacobus II).
Willem III was getrouwd met dochter Jacobus (Maria Stuart). Zij werden gevraagd de macht over te nemen, maar moesten ‘Bill of Rights’ ondertekenen.(‘Glorious revolution’)
Persoonlijke Unie

Slide 19 - Tekstslide

Verlichte denkers
Locke
Alle mensen zijn vrij en gelijk geboren
Recht om vrijheid verdedigen
Macht van de staat vastleggen in een sociaal contract.
Burgers mogen een andere regering aanstellen.

Rousseau
Sociaal contract, mensen dragen vrijheid over aan de staat..
Staat moet algemene wil uitvoeren.

Montesquieu
Scheiding der machten garandeerde de vrijheid en gelijkheid van de burger
De trias politica.

Slide 20 - Tekstslide

Verbreiding
Boekdrukkunst
Salons
Opera- en toneelgezelschappen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de 'Verlichting?'
A
Uitvinding van de straatlantaarns
B
Steeds meer uitvindingen waarbij kennis belangrijker werd dan geloof
C
Steeds meer uitvindingen die het geloof helpen de bijbel te verklaren
D
Het schrijven van een nieuwe vertaling van de bijbel

Slide 22 - Quizvraag

De Verlichting was van:
A
1400-1500
B
1500-1600
C
1600-1700
D
1700-1800

Slide 23 - Quizvraag

Verlichting is een gevolg van
...
A
Wetenschappelijke revolutie
B
Feodalisme
C
De Reformatie
D
Plantagekoloniën

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de verlichting?
A
optimisme
B
tolerantie
C
vrijheid van meningsuiting
D
absolutisme

Slide 25 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de Verlichting?
A
Godsdienstvrijheid
B
De encyclopedie
C
Ontdekking van zwaartekracht
D
Gewetensvrijheid

Slide 26 - Quizvraag

Denk na over waar de Verlichting voor stond. Wat wilden de Verlichters mee afrekenen?
A
De ratio (het verstand)
B
Altijd luisteren naar de kerk
C
De mens is van nature goed
D
De macht van het volk

Slide 27 - Quizvraag

Waren de verlichte denkers hier voor of tegen?
Verlichte denkers zijn voor:
Verlichte denkers zijn tegen:
Vrijheid van meningsuiting
Ongelijkheid
Vrijheid van godsdienst
Gelijke rechten voor iedereen

Slide 28 - Sleepvraag

§4.4 Het oude regime

Slide 29 - Tekstslide

Standensamenleving
Geestelijkheid
Adel 
Burgers

Slide 30 - Tekstslide

Geestelijkheid
bezat 10% v.d. grond.
Steunen de koning in ruil voor privileges => geen belasting!

Slide 31 - Tekstslide

Adel
400.000 edelen in dienst van de koning
Weinig belasting
Politieke invloed aan het hof
‘Parasitaire aristocratie’: adel buit de bevolking uit m.b.v. heerlijke rechten

Slide 32 - Tekstslide

Burgers
Bourgeoisie: rijke burgers dankzij handel en industrie, aristocratische levensstijl => betalen veel belasting, maar geen politieke invloed!
 
lage burgerij: beroepen met weinig aanzien (boeren, arbeiders) => boeren betalen belasting aan staat en kerk + pacht in natura (deel vd oogst)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

§4.5 De Franse Revolutie

Slide 35 - Tekstslide

Oorzaken Franse Revolutie
1 Franse bevolking was ontevreden over:
- de moeilijke levensomstandigheden
- sociale ongelijkheid
- afwezigheid van politieke inspraak(Lodewijk XVI regeerde nog     als een absolutist)

Slide 36 - Tekstslide

Oorzaken (vervolg)
2 De burgerij wil de ideeën van de Verlichting realiseren 
“Liberté, égalité, fraternité”
« Vrijheid, gelijkheid, broederschap » 
Nemen de VS als voorbeeld (1783 al een democratische onafhankelijke staat)

3 economische crisis (eind 18e Eeuw):  financiële moeilijkheden van de staat, door de verspillingen aan het hof van Versailles en de oorlogen.

Slide 37 - Tekstslide

Eerste Fase (1789-1793)
  • 1789 bijeenroepen Staten-Generaal.
  • Derde stand: stemmen per hoofd en meer dan financiën bespreken.
  • Uitroepen Nationale Vergadering (steun van de meeste lage geestelijken en enkele edelen)
  • Nationale Vergadering wist met steun van de (arme) bevolking van en de boeren de macht over te nemen van de koning en de adel.

Slide 38 - Tekstslide

Eerste fase (vervolg)
  • Voorrechten adel en geestelijkheid afgeschaft
  • ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’ en een nieuwe grondwet
  • Reactionairen (edelen en hoge geestelijken) en radicalen (klein deel van de bourgeoisie en de minder rijke burgers van Parijs) waren het niet met de gematigde bourgeoisie eens.
  • De koning probeerde te vluchten, maar werd afgezet en later gedood.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Tweede fase (1793-1794)
  • De gematigden vonden dat er genoeg was veranderd, maar de radicalen wilden meer veranderen.
  • 1793 Radicalen meerderheid in de Nationale Vergadering:
       Zij stelden de vijanden van de revolutie terecht (de Terreur).
       Zij verbeterden het bestuur en het leger in Frankrijk en         
       versloegen de buitenlandse legers en hun Franse      
       bondgenoten.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Derde fase (1795-1815)
  • Bourgeoisie krijgt macht weer in handen.
  • 1795-1799 regering veel problemen (oorlog met het buitenland en de Franse adel; de bestuurders dachten vooral aan zichzelf).
  • 1799 nam een generaal (Napoleon), gesteund door zijn troepen, zelf de macht in handen. Er kwam nu een bestuur door één man (tot 1815)

Slide 43 - Tekstslide

De franse revolutie begint in...
A
1804
B
1798
C
1792
D
1789

Slide 44 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de Franse Revolutie?
A
Lodewijk XVI wordt terechtgesteld
B
De 3de stand mocht niet meebslissen
C
Er waren misoogsten
D
Lodewijk XVI had grote schulden

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het startmoment van de Franse Revolutie?
A
De eed op de kaatsbaan
B
de onthoofding van Lodewijk XVI.
C
De bestorming van de Bastille
D
De invoering van de grondwet

Slide 46 - Quizvraag

De Franse Revolutie is geïnspireerd door
A
De Renaissance
B
De Verlichting
C
De Amerikaanse revolutie
D
De Wetenschappelijke revolutie

Slide 47 - Quizvraag

Wat zijn de terreurjaren van de Franse Revolutie?
A
Een nationale feestdag die meerdere dagen per jaar terug kwam.
B
Jaren waarin het Franse volk onderdrukt werd met geweld.
C
Jaren waarin Frankrijk in oorlog was met veel landen in Europa.
D
De regeerperiode van Lodewijk XVI.

Slide 48 - Quizvraag

Wat was de uitspraak van de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, liefde en broederschap
B
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
C
Vrede, Vrijheid en Broederschap
D
Vrijheid, Gelijkheid en Vrede

Slide 49 - Quizvraag

De Franse Revolutie leidde tot...
A
Een democratie in Frankrijk
B
Allerlei andere revoluties in Europa
C
Afschaffing van de Drie Standen
D
Een stijging in de prijs van Franse kaas

Slide 50 - Quizvraag

De Franse Revolutie eindigt met:
A
De val van Frankrijk
B
De staatsgreep van Napoleon
C
De onthoofding van de koning
D
Het regeren door het Directoire

Slide 51 - Quizvraag