B1: Herhaling schoonmaakregels

Herhaling B1: schoonmaakregels
Deze les staat in het teken van herhaling van de theorie van deze week:
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling B1: schoonmaakregels
Deze les staat in het teken van herhaling van de theorie van deze week:

Slide 1 - Tekstslide

Schoonmaakfrequentie zegt wat over hoe vaak iets moet worden schoongemaakt
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

schoonmaakfrequentie is
A
hoe vaak je het gebruikt
B
hoe vaak je het schoonmaakt
C
waarmee je het schoon moet maken
D
waarom je het schoon moet maken

Slide 3 - Quizvraag

De schoonmaakfrequentie van de ramen is wekelijks
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De garage moet huishoudelijk schoon zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Als je spinnenwebben weghaalt en de ramen lapt, op welk reinheidsniveau werk je dan?
A
Ruwschoon.
B
Smetschoon.
C
Huishoudelijk schoon.

Slide 6 - Quizvraag

Met welk woord vat je samen hoe vaak je iets schoonmaakt?

Slide 7 - Open vraag

Hoe maak je hier schoon?
A
Ruw schoon
B
Huishoudelijk schoon
C
Smet schoon

Slide 8 - Quizvraag

Hoe maak je hier schoon?
A
Ruw schoon
B
Huishoudelijk schoon
C
Smet schoon

Slide 9 - Quizvraag

Smetschoon
A
Iemand met smetvrees maakt op deze manier schoon.
B
Het betekent dat het smetteloos schoon is.
C
Het betekent dat het vrij is van bacteriën en ander onzichtbaar vuil.
D
Het betekent dat het overdreven schoon is.

Slide 10 - Quizvraag

Davy heeft zijn kamer opgeruimd, afgestoft, gestofzuigd en de vloer gedweild. Hoe schoon is zijn kamer nu?
A
Huishoudelijk schoon.
B
Ruw schoon
C
Smetschoon
D

Slide 11 - Quizvraag

Voor bepaalde ruimtes gelden strengere hygiëne-eisen. Deze ruimtes moeten vrij zijn van micro-organismen. Hoe noem je deze vorm van hygiëne?
A
Huishoudelijk schoon
B
Smetschoon
C
Bedrijfshygiëne

Slide 12 - Quizvraag

Hoe maak je hier schoon?
A
Ruw schoon
B
Huishoudelijk schoon
C
Smet schoon

Slide 13 - Quizvraag

Margriet moet een ruimte schoonmaken. In welke volgorde voert ze onderstaande stappen uit?
Zet de stappen in de juiste volgorde.

1. Vensterbanken stoffen
2. Vloer moppen
3. Stofzuigen
4. Ramen lappen
5. Spinnenrag van plafond verwijderen


A
3,1,5,4,2
B
4,5,1,3,2
C
1,3,4,5,2
D
5,4,1,3,2

Slide 14 - Quizvraag


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van boven naar beneden
B
Van beneden naar boven

Slide 15 - Quizvraag

Er zijn verschillende schoonmaakniveaus.
Welke hoort niet in het rijtje thuis?
A
Smetschoon
B
Huishoudelijk schoon
C
Brandschoon
D
Ruwschoon

Slide 16 - Quizvraag


Een juiste schoonmaakregel is
A
Eerst nat dan droog
B
Eerst droog dan nat

Slide 17 - Quizvraag

Welk reinigingsniveau past dennis toe als hij de badkamer sopt en poetst met een desinfecterend middel?
A
Huishoudelijk schoon
B
ruwschoon
C
smetschoon

Slide 18 - Quizvraag


Davy heeft zijn kamer opgeruimd, afgestoft, gestofzuigd en de vloer gedweild. Hoe schoon is zijn kamer nu?
A
Huishoudelijk schoon.
B
Ruw schoon
C
Smetschoon
D
Gewoon schoon

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van schoonmaken?
A
Opruimen, van boven naar beneden, van schoon naar vies, van droog naar nat
B
Opruimen, van vies naar schoon, van boven naar beneden, van droog naar nat
C
Opruimen, van vies naar droog, van nat naar schoon, van boven naar beneden

Slide 20 - Quizvraag

Zet de stappen van schoonmaken in de juiste volgorde

A. Nat schoonmaken.
B. Schoonmaakspullen pakken.
C. Stofvrij maken
A
A-B-C
B
C-B-A
C
B-C-A

Slide 21 - Quizvraag

De juiste Schoonmaakregel is
A
Werk van binnen naar buiten.
B
Werk van laag naar hoog.
C
Werk van schoon naar vuil.
D
Eerst sanitaire ruimtes schoonmaken daarna kamer.

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide