2.2 Geld moet rollen

Geld moet rollen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Geld moet rollen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Welke 3 functies geld heeft
  • Hoe je op verschillende manieren kan betalen
  • Hoe je een nieuw saldo berekent
  • Wat de ECB doet

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geldfuncties 
  • Ruilmiddel                       
  • je koopt goederen of diensten met geld

  • Rekenmiddel 
  • je kunt de waarde van producten met elkaar vergelijken.

  • Spaarmiddel 
  • je geeft een deel van je  inkomen niet uit.

Slide 3 - Tekstslide

Rekenmiddel: de waarde van goederen en diensten uitdrukken in geld en deze onderling vergelijken.
-Bijvoorbeeld: je kan vaststellen wat je op een avond kwijt bent als je 2 spijkerbroeken gaat kopen, 1 shirt en je wil ook nog even een drankje ergens doen. Als je dat dan uit gaat rekenen gebruik je geld als een rekenmiddel.
2 vormen geld
  •  Chartaal geld > biljetten en munten





  • Giraal geld > geld op de betaalrekening.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronische Betaalmiddelen
  • Pinpas met pincode
  • Contactloos met pas of telefoon
  • Ideal/PayPal/AfterPay bij online aankopen
  • Creditcard 
  • Acceptgiro
  • Automatische incasso
  • Internetbankieren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bankrekening saldo
Saldo op je betaalrekening
  •   Creditsaldo (in de plus) bedrag hoger dan € 0 
  •   Debetsaldo (in de min/rood) bedrag lager dan € 0

berekening nieuwe saldo=
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – betalingen




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saldo berekenen 

Je hebt een creditsaldo van € 112,95 op je rekening.
Je koopt een broek voor € 89,95 en een ijsje voor € 2,75.
Daarna koop je een boek van € 25. Je rekent alles af met je pinpas. Als je thuiskomt zie je dat je loon is gestort: € 95,23. ’s Avonds bestel je online een nieuwe sporttas voor€ 45. Je betaalt met iDEAL.

Bereken je nieuwe saldo. (5 minuten tijd hiervoor)
Is dit een credit- of een debetsaldo?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Je ontvangt loon: € 95,23. 
Je betaalt: € 89.95 + € 2,75 + € 25 + € 45 = € 162,70.
Je saldo is: creditsaldo € 112,95 + € 95,23 – € 162,70 = € 45,48. 

Dit is een creditsaldo.
Want?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Banken bemiddelen tussen het aanbod van geld en de vraag naar geld.
Aanbod van geld komt van spaarders, de bank betaalt rente als vergoeding.

Vraag naar geld komt van gezinnen en bedrijven die geld willen lenen, zij betalen rente. 

Rente= prijs voor gelde
De rente bij lenen is hoger dan de rente bij sparen.
Het verschil tussen deze rentes is winst voor de bank


Slide 9 - Tekstslide

Gezinnen lenen vooral voor de aanschaf van consumptiegoederen.

Bedrijven lenen om te kunnen investeren in bijvoorbeeld machines. 
Wat doet de ECB?
De ECB (Europese Centrale Bank) is de centrale bank voor de eurozone.

De ECB bepaalt de basisrente:
-hoge rent: sparen we meer en lenen we minder. We geven minder uit.
-lage rente: sparen we minder en lenen we meer. We geven dan meer uit.

Met de basisrente houdt de ECB de inflatie onder controle. 
Als de inflatie sneller stijgt dan je loon, dan daalt je koopkracht.



Slide 10 - Tekstslide

Inflatie is een algehele stijging van de prijzen. Als de inflatie sneller stijgt dan je loon, dan daalt je koopkracht.

De Europese Centrale Bank is de centrale bank van de Economische en Monetaire Unie
Aan de slag


Paragraaf 2.2
Opdrachten blz. 46 t/m 49



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Lesdoelen behaald? (geldfuncties, 
 verschillende betalingsmogelijkheden, nieuwe saldo berekenen, ECB)

Huiswerk: opdrachten blz. 46 t/m 49

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies