Hoofdstuk 9 Schakelingen

Hoofdstuk 9
Test Jezelf
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9
Test Jezelf

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer wordt de weerstand van een NTC groter
A
als de temperatuur stijgt
B
als de temperatuur daalt
C
als er meer licht op schijnt
D
als er minder licht op schijnt

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer wordt de weerstand van een LDR kleiner
A
als de temperatuur stijgt
B
als de temperatuur daalt
C
als er meer licht op schijnt
D
als er minder licht op schijnt

Slide 3 - Quizvraag

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Door welke weerstand loopt de grootste
stroom?
A
door de weerstand van 60 ohm
B
door de weerstand van 20 ohm
C
door beide evenveel
D
kan geen uitspraak over gedaan worden

Slide 4 - Quizvraag

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Hoe zijn de weerstanden geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
zowel serie als parallel
D
kan geen uitspraak over gedaan worden

Slide 5 - Quizvraag

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Bereken de vervangingsweerstand.
Laat de berekening zien

Slide 6 - Open vraag

Zie figuur.
Bereken de vervangingsweerstand.
Laat de berekening zien.

Slide 7 - Open vraag

Zie figuur.
Hoeveel stroomsterkte wijst de stroommeter aan?
Laat met berekening zien

Slide 8 - Open vraag

Welke bewering klopt om blik van staal te maken?
A
er moet evenveel koolstof als ijzer aanwezig zijn in het product
B
des te minder koolstof des te zachter het staal wordt
C
des te meer koolstof des te zachter het staal wordt
D
de hoeveelheid koolstof is niet van belang

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de functies: verwerker, actuator en sensor
naar het juiste onderdeel: 1 of 2 of 3
Reedcontact
Transistor
Zoemer
Sensor
Verwerker
Actuator

Slide 10 - Sleepvraag

Dat leidingwater geleidt,
kun je laten zien door twee geleidende staven
in een bekerglas met water te hangen, zie figuur.
Als het water de stroom geleidt gaat de gloeilamp branden.
Wat is de functie van het relais?

Slide 11 - Open vraag

Welke grafiek geeft het beste weer hoe de spanning van een condensator daalt?

A
links
B
midden
C
rechts

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de capaciteit van een supercondensator?

A
0,34kF
B
3,4kF
C
34kF
D
340kF

Slide 13 - Quizvraag

Moderne fietsen hebben vaak achterlichten met een condensator. Als je stilstaat, blijft het achterlicht nog enige tijd branden.
Welke factor is van invloed dat het lampje blijft branden?
(2 mogelijkheden. kunt maar een aanvinken)

A
de capaciteit van de condensator.
B
de oplaadtijd van de condensator.
C
de spanning op het lampje.
D
de weerstand van het lampje.

Slide 14 - Quizvraag

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
a. Het reedcontact staat hierdoor in de
A
AAN-stand
B
UIT-stand

Slide 15 - Quizvraag

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
b. De stroom door de basis neemt daardoor
A
toe
B
af

Slide 16 - Quizvraag

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
c. Als gevolg geleidt de transistor
A
wel
B
niet

Slide 17 - Quizvraag

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
d. Hierdoor begint de zoemer
A
wel te zoemen
B
niet te zoemen

Slide 18 - Quizvraag

Een deurbelbeveiliging wordt met een
reedcontact op de deurpost gemaakt.
Als de deur opengaat, beweegt
de magneet van het reedcontact af.
e. De schakeling werkt dus
A
wel goed
B
niet goed

Slide 19 - Quizvraag

Een bus
In een bus zijn verschillende drukschakelaars aangebracht. 
Druk je een schakelaar in, gaat er voorin de bus een lamp branden. 
De buschauffeur weet dan dat hij moet stoppen. 
De lamp blijft branden totdat de chauffeur 
een schakelaar op het dashboard indrukt. 
Zo’n schakelschema getekend.

Slide 20 - Tekstslide

Schakelschema in een bus.
a. Een passagier drukt op drukschakelaar S2.
Hoe komt het dat de lamp L dan gaat branden?
m3

Slide 21 - Open vraag

Schakelschema in een bus.
b. De passagier laat de drukschakelaar S2 weer los.
Hoe komt het dat de lamp L toch blijft branden?
m3

Slide 22 - Open vraag

Schakelschema in een bus.
c. De chauffeur drukt op drukschakelaar S1.
Hoe komt het dat de lamp L nu uitgaat?
m3

Slide 23 - Open vraag

Schakelschema in een bus.
d. In de bus zijn twaalf drukschakelaars aangebracht.
In het schema is maar één van die schakelaars getekend.
Waar en hoe moet een tweede ‘passagiersschakelaar’ getekend worden?

A
serie geschakeld zodat ze onafhankelijk van elkaar bediend kunnen worden
B
serie geschakeld zodat ze afhankelijk van elkaar bediend kunnen worden
C
parallel geschakeld zodat ze onafhankelijk van elkaar bediend kunnen worden
D
parallel geschakeld zodat ze afhankelijk van elkaar bediend kunnen worden

Slide 24 - Quizvraag

Zaklamp
Voor de zaklamp zijn geen batterijen nodig.
In de zaklamp zitten een magneet en een spoel. 
De zaklamp wordt opgeladen door hem te schudden. 
De werking lijkt op een dynamo en de opgewekte elektrische energie wordt opgeslagen in een condensator.

Slide 25 - Tekstslide

a. Wat is de functie van de diode?

Slide 26 - Open vraag

b. Waarom is de diode tussen de spoel en de condensator?

Slide 27 - Open vraag

Als de schakelaar wordt ingedrukt, brandt de led.
Na een tijdje gaat hij weer uit.
c. Waarom gaat de led branden?

Slide 28 - Open vraag

Als de schakelaar wordt ingedrukt, brandt de led.
Na een tijdje gaat hij weer uit.
d. Waarom gaat de led na verloop van tijd uit?

Slide 29 - Open vraag

Als de schakelaar wordt ingedrukt, brandt de led.
Na een tijdje gaat hij weer uit.
e. Wat moet/kun je doen
om langer licht te krijgen?

Slide 30 - Open vraag