Herhaling H2 DNL/kader

Vandaag
  • Jas uit / iPad op tafel / telefoon in de telefoontas
  • Voorbereiding op het PTA 
  • Herhalen via LessonUp 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Jas uit / iPad op tafel / telefoon in de telefoontas
  • Voorbereiding op het PTA 
  • Herhalen via LessonUp 

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen via LessonUp
  • Afwisseling van theorie en vragen.
  • Tijdens de theorie luister je naar de uitleg. 
  • Vragen doe je door een vinger op te steken
  •  Je maakt de vragen voor jezelf

Slide 2 - Tekstslide

2.1 samen sta je sterker
Consumentenorganisaties: komen op voor de belangen van de consument. (ANWB / Consumentenbond / Nibud)
Wat doen ze? -> ze geven onpartijdige product informatie.
informatie over je rechten en plichten + voeren acties
verder weet je wat consumer power is.
Als een product een keurmerk heeft, dan voldoet dat product aan bepaalde eisen.



Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen consumentenorganisatie?
A
Nibud
B
Vereniging eigen huis
C
Consumer power
D
Consumentenbond

Slide 4 - Quizvraag

Noem één taak van een consumentenorganisatie.

Slide 5 - Open vraag

Een onderzoek waarbij je gelijksoortige producten gaat vergelijken, noem je een ..
A
consumentenorganisatie
B
vergelijkend warenonderzoek
C
consumer power
D
consument

Slide 6 - Quizvraag

Schepsnoep kost 2,49 per 420 gram. Bereken de prijs per 100 gram.
A
0,57
B
0,59
C
0,60
D
0,61

Slide 7 - Quizvraag

milieukeurmerk
keurmerk voor dierenwelzijn

keurmerk betere arbeidsomstandigheden

Slide 8 - Sleepvraag

In je eentje kun je weinig invloed uitoefenen op producenten. Met een grote groep wel. Dit noem je..
A
consumentenbond
B
consumer power
C
consumenten invloed
D
consumentenorganisatie

Slide 9 - Quizvraag

je krijgt 100 euro per maand en 240 euro per kwartaal. Bereken je inkomen per week.
A
40,50
B
41,-
C
41,54
D
42,36

Slide 10 - Quizvraag

2.2 waar heb je recht op
1) consumentenrecht: regels en wetten die ons als consument beschermen bij het kopen van producten.
2) Je hebt altijd recht op een deugdelijk product + garantie.

1) Warenwet -> verbiedt verkoop onveilige producten.
2) Wet productaansprakelijkheid -> schade door een kapot product
3) Wet koop afstand -> 14 dagen bedenktijd bij online aankoop.
4) Colportagewet -> 14 dagen bedenktijd (deur of op straat 50,-)

Slide 11 - Tekstslide

2.2 waar heb je recht op
  • De Nederlandse voedsel en warenautoriteit (NVWA) -> controleert de veiligheid van voedsel. 

  • de autoriteit consument & markt (ACM) -> letten op of consumenten eerlijk behandelt worden. (boetes uitdelen!)

  • De geschillen comissie -> daar ga je naartoe als je een klacht hebt over een winkel en je er niet uitkomt.

Slide 12 - Tekstslide

Een product dat bij normaal gebruik een bepaalde tijd moet meegaan, noem je een ..
A
consumentenrecht
B
consumer power
C
verkoopproduct
D
deugdelijk product

Slide 13 - Quizvraag

De Colportagewet 
Wet koop op afstand 
Warenwet
Wet productaansprakelijkheid
Ik heb bij Zalando een t-shirt gekocht dat te klein is. Ik stuur het terug. 
Ik koop op een bootreis een stofzuiger van € 60. Na twee dagen wil ik het toch niet meer.
Een lekkende wasmachine zorgt voor schade aan mijn vloer. 
Powerbank smelt tijdens gebruik.

Slide 14 - Sleepvraag

NVWA
ACM
Autoriteit Consument en Markt
De Nederlandse Voedsel- en Waren autoriteit
Kijkt of bedrijven eerlijk handelen. 
Kijkt of producten en voedsel veilig zijn

Slide 15 - Sleepvraag

je krijgt voor je wiskunde PTA een 5,5. Door je werkhouding gaat deze met 21% omhoog. wat is je nieuwe cijfer?
A
6,5
B
6,6
C
6,7
D
6,8

Slide 16 - Quizvraag

In leerjaar 2 heb je in totaal 35 toetsen gemaakt. Hiervan heb je er 27 voldoende gemaakt. Hoeveel procent is dit?
A
75,4%
B
76%
C
76,8%
D
77,1%

Slide 17 - Quizvraag

2.3 Hoe wil je wonen?
Je kan een woning Huren of Kopen
onder de 740,- heb je een sociale huurwoning. 

Mocht dit niet kunnen betalen, dan kan je huursubsidie aanvragen
Bij de koop van een huis heb je te maken met k.k. (kosten koper)
dit is de overdrachtsbelasting en de notariskosten. 

OZB-belasting betaal je over de WOZ-waarde. Deze waarde geeft de gemeente aan je huis.

Slide 18 - Tekstslide

Huren
Kopen
Woning is van jou.
Je kan makkelijk verhuizen.
Zonder toestemming verbouwen. 
Groot onderhoud doet je verhuurder.
Kans dat je woning meer waard wordt.

Slide 19 - Sleepvraag

Ik wil een kamer huren. Deze kost € 225 per maand. Mijn inkomen is € 10.000 per jaar. Mijn spaargeld is € 2.500. Heb ik recht op huurtoeslag?

A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Een hypotheek sluit je meestal af voor .. jaar.
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 21 - Quizvraag

Je huurt een huis. Welke kosten heb je niet?
A
Energiekosten
B
Verzekering voor je huis
C
Gemeentelijke belastingen
D
Verzekering voor spullen in je huis

Slide 22 - Quizvraag

de aankoopprijs van een huis is 670.000 euro. De overdrachtskosten zijn 3% en de notariskosten 5.000. Bereken de totale k.k.
A
695.100
B
696.200
C
690.500
D
692.500

Slide 23 - Quizvraag

Voorbereiden op PTA
Wat: leer paragraaf 2.1 t/m 2.3
Hoe: samenvatting maken
           oefenen met opdrachten
           je eigen manier
Wie: zelfstandig.
Tijd: tot einde les.
                                                                   Good luck!

Slide 24 - Tekstslide