In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 8 les 2
Politieke invloed
Tijdvak: moderne tijd
1800-1900
Slide 1 - Tekstslide
Lesindeling
Lesopening: voorkennis activeren
LA: lezing over politieke invloed
LA naar WS: opdrachten
Lesafsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Begrippen
Moderne tijd
Stoommachine
Kapitalisme
Industriële revolutie
Dienstensector
Arbeiders
Slide 3 - Tekstslide
De agrarische revolutie was een oorzaak van de Industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Als gevolg van de Industriële revolutie..
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een gevolg van de industriële revolutie?
A
Goedkopere producten
B
Slechte arbeidsomstandigheden
C
Mensen trekken naar de stad voor werk
D
Betere verbindingen tussen steden (meer wegen)
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een economisch gevolg van de industriële revolutie?
A
Verstedelijking: mensen trokken van het platteland naar de stad.
B
Bezit van geld werd belangrijker dan bezit van landbouwgrond.
C
Kapitalisme: economisch systeem met zo min mogelijk regels in de economie.
D
Door massaproductie werden producten goedkoper.
Slide 7 - Quizvraag
LA: lezing
Onderwerp: politieke invloed
Tijd: 10 minuten
Aantekeningen maken of luisteren.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je legt uit hoe koning Willem l het land bestuurde.
Je legt het verband uit tussen koning Willem l en de industriële revolutie.
Slide 9 - Tekstslide
Tijdlijn
ggg
gggg
1806 - Lodewijk Napoleon (I) (Broer van keizer Napoleon)
1810 - Lodewijk II (Zoon van Lodewijk I)
1813 - Willem I (Huis van Oranje Nassau)
Napoleon wordt bij de slag van Leipzig verslagen (1813)
Slide 10 - Tekstslide
Congres van Wenen
Meerdere bijeenkomsten van regeringsleiders in Europa
Na de val van Napoleon + Franse revolutie moest Europa opnieuw verdeeld worden
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
1815 - Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Nederland + België + Luxemburg
Koning Willem I
Brussel hoofdstad van het koninkrijk
Willem I had een doel: Nederland een machtige, welvarende natie maken in Europa.
Slide 13 - Tekstslide
Koning koopman
Willem I regeerde als absoluut vorst.
Hij deed veel voor de infrastructuur van het land; aanleg nieuwe wegen, rivieren en kanalen.
Investeerde in stoommachines; NL moest een modern land worden.
Profiteerde persoonlijk van de winsten van zijn grote projecten; gewone burgers werden uitgebuit en waren arm.
Slide 14 - Tekstslide
1830 - Belgische opstand
Belgen willen onafhankelijk zijn!
Komen in opstand tegen koning Willem I.
Slide 15 - Tekstslide
npokennis.nl
Slide 16 - Link
Ondertussen in de fabriek
Geen steun overheid om problemen op te lossen; enorme armoede, veel alcoholisme, kinderarbeid, onhygiënisch, geen uitzicht op een betere toekomst
Armoede werd gezien als een ‘gebrek aan zedelijkheid’, een probleem voor de armenzorg of de Kerk
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Tekstslide
De inhuldiging van koning Willem II in 1840
Slide 20 - Tekstslide
Oefenvragen
Slide 21 - Tekstslide
Voor industrialisatie
Na industrialisatie
Sleep de kenmerken naar het juiste vak.
Sociale Kwestie
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
Willem I in Engeland
Steden ontstaan
Slide 22 - Sleepvraag
Wat is een industriële samenleving?
A
Er komen steeds meer steden bij.
B
Er zijn meer fabrieken dan mensen.
C
De meeste mensen leven in de stad.
D
De meeste mensen werken in fabrieken
Slide 23 - Quizvraag
Vincent van Gogh schilderde in 1885 het schilderij 'De aardappeleters'. Bekijk het schilderij hiernaast.
Waar is het schilderij een goed voorbeeld van als we het hebben over de Sociale Kwestie?
A
De werkomstandigheden van de boeren op het platteland
B
De werkomstandigheden van de arbeiders in de fabrieken
C
Het leven van zowel boeren als arbeiders in grote armoede.
D
De honger die er heerste in de sloppenwijken.
Slide 24 - Quizvraag
Rond 1800 veranderde het leven van veel mensen in korte tijd. Zo verhuisden veel mensen van het platteland naar de stad om in fabrieken te gaan werken. Deze verandering begon in Groot-Brittannië en verspreidde zich daarna over de rest van Europa en de rest van de wereld.