06. Thema 5.3 Variatie in genotypen_Quiz

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3: Variatie in genotypen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3: Variatie in genotypen

Slide 1 - Tekstslide

Doel: Variatie in genotypen
  • Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 2 - Tekstslide

Een mutatie =
A
ontstaan nieuw organisme
B
aanpassing aan de omgeving
C
ontstaan nieuw fenotype
D
plotselinge verandering van het genotype

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
alpaca

Slide 4 - Quizvraag

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

- Reimer beweert dat radioactieve straling kan
leiden tot beschadiging van het DNA.
- Sannah beweert dat bepaalde chemische stoffen
mutaties in het DNA kunnen veroorzaken.
Wie heeft er gelijk?

A
Geen van beiden
B
Alleen Reimer
C
Alleen Sannah
D
Zowel Reimer als Sannah

Slide 6 - Quizvraag

Bij kanker gaat een cel zich ongeremd delen door mutaties.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In geslachtscellen komen genen in paren voor.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Voortplanting bij mensen kun je vergelijken met...
A
Geslachtelijke voortplanting planten
B
Ongeslachtelijke voortplanting planten
C
Planten die elkaars blaadje vasthouden
D
Niets van planten!

Slide 9 - Quizvraag

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 10 - Quizvraag

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 11 - Quizvraag

Geslachtscellen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen

Slide 12 - Quizvraag

Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen

Slide 13 - Quizvraag

Je fenotype komt tot stand door:
A
alleen je chromosomen
B
alleen milieu
C
chromosomen en milieu

Slide 14 - Quizvraag

Een rat heeft 42 chromosomen in zijn huidcellen. Hoeveel chromosomen zitten in een cel van zijn lever?
A
42
B
21
C
46
D
23

Slide 15 - Quizvraag

Alle genen van een organisme bij elkaar noemen we een...
A
Genenpoel
B
Fenotype
C
Genotype
D
Menselijke genen

Slide 16 - Quizvraag

De twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor ......vul in...... erfelijke eigenschappen.
A
dezelfde
B
verschillende
C
dat is onbekend
D
genen bevatten geen info over erfelijke eigenschappen

Slide 17 - Quizvraag

Fons zegt: Twee-eiige tweelingen hebben allebei hetzelfde genotype
Maarten zegt: Eeneiige tweelingen hebben allebei hetzelfde fenotype
Wie heeft gelijk?
A
Fons
B
Maarten
C
Fons en Maarten
D
Geen van beide

Slide 18 - Quizvraag

In de afbeelding is het ontstaan van twee tweelingen schematisch weergegeven.
De kinderen 2 en 3 zijn jongens.
Kan kind 4 een meisje zijn?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Maken Thema 1:

Huiswerk 15 mei
Maken § 5.3: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3


Maken § 5.3: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3

BK
KGT

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide