Klinisch redeneren

Klinisch redeneren
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstellingen
Na afloop van de quiz heb jij je kennis opgefrist van klinisch redeneren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak omschrijft klinisch redeneren het beste?
A
Met diverse disciplines een diagnose stellen door te overleggen.
B
Vaardigheid om eigen competenties te koppelen aan medische kennis.
C
Vaardigheid om eigen observaties te koppelen aan medische kennis.
D
In staat zijn om na te denken over complicaties bij een ziektebeeld.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om een zorgsituatie te analyseren en acties in te zetten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oplossen en problemen voorkomen is het doel van klinisch redeneren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt klinisch redeneren in?

A
Vaardigheid om eigen observaties en interpretaties te koppelen aan medische kennis
B
Cyclisch proces van gegevensverzameling en analyse
C
Verpleegkundigen kunnen onderbouwen welke verpleegkundige interventies en vervolgstappen ze moeten nemen.
D
Zowel antwoord A, B, en C zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van klinisch redeneren
A
onderbouwd tot een beslissing komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is
B
de zorgvrager observeren en uitslagen doorgeven aan de arts
C
de vitale functies van de zorgvrager controleren voor de juiste zorg
D
bij niet-pluis gevoel de arts raadplegen, zodat zorgvrager de juist zorg krijgt

Slide 7 - Quizvraag

antwoord:
A
Uit hoeveel stappen bestaat het Klinisch redeneren?
A
4
B
7
C
8
D
6

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 Klinisch redeneren
A
Klinische probleemstelling
B
Aanvullend onderzoek
C
Oriëntatie op de situatie
D
Verloop

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS staat voor:

Somatisch: Welke lichamelijke klachten heeft de zorgvrager?
Cognitie: Hoe denkt de zorgvrager over zijn klachten? Heeft de zorgvrager een idee over het ontstaan van zijn klachten?
Emotie: Welke gevoelens heeft de zorgvrager over de klachten? Is de zorgvrager verdrietig, somber of juist wanhopig?
Gedrag: Wat doet de zorgvrager in relatie tot zijn klachten? Hoe gaat hij ermee om (coping)? Gedraagt de zorgvrager zich anders?
Sociaal: Wat zijn gevolgen van de klachten voor naastbetrokkenen? Zorgen de klachten van de zorgvrager ervoor dat hij in een sociaal isolement terechtkomt? Komt er nog wel bezoek? Heeft hij contacten?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EWS berekenen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ABCDE
Airway- Ademweg
Breathing -ademhaling
Circulation- Circulatie
Disability -Neurologische toestand/bewustzijn
Exposure- omgevingsfactoren (koude/warmte, breuken en kneuzingen etc)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom een ordeningsprincipe als ABCDE?

  • Hoofdzaken van bijzaken scheiden
  • 'Treat first what kills first'
  • Niets over het hoofd zien
  • Orde scheppen
  • Duidelijkheid creëren
  • Structuur bieden 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgonogram

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je dan met alle gegevens die je hebt verzameld?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ICF-model kun je in het proces van klinisch redeneren inzetten om
A
Mogelijke problemen in kaart te brengen
B
Een risicoanalyse te maken
C
Om een sepsis vast te stellen

Slide 22 - Quizvraag

mogelijke problemen in kaart te brengen
Doelstellingen
Na afloop van de quiz heb jij je kennis opgefrist van klinisch redeneren.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 3e stap van klinisch redeneren is?
A
Nabeschouwing
B
Oriëntatie op de situatie
C
Aanvullend onderzoek
D
Klinisch beleid

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke stap van het klinisch redeneren zou je de EWS score kunnen gebruiken?
A
Stap 1. Oriënteren op de situatie
B
Stap 2; probleemstelling
C
Stap 3: aanvullend onderzoek
D
stap 4: beleid

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe pas jij klinisch redeneren toe tijdens je opleiding tot verpleegkundige?
Ik pas het nog niet toe
Af en toe, zodra ik overleg heb met mijn werkbegeleider
Dagelijks, het is een onderdeel van mijn dagprogramma
Het lukt mij nog niet, ik vind het heel moeilijk

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Je werkt op de eerste hulp en er komt een jongeman bij je op de spoed. Hij is gevallen met de fiets. 
Probeer dmv de stappen van klinische redeneren erachter te komen wat deze jongeman heeft. 
Maak aantekeningen per stap wat je uitvraagt/ wil weten en kom er achter wat Peter heeft.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulplijn inzetten Paul:

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies