5.4 Wat heb je verdiend?

Welkom bij Mens & Maatschappij
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Mens & Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling
  • Begrippen
  • Paragraaf 5.4 Wat heb je verdiend?
  • Planning mondelinge overhoring
  • Klassikaal afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Voor een iphone betaal je 9% btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De btw op komkommers is 9%.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Betaal je ook btw als de kapper je haar knipt?
A
Ja, want als consument betaal je alleen btw over diensten.
B
Ja, want als consument betaal je btw over producten en diensten.
C
Nee, want als consument betaal je alleen btw over producten.
D
Nee, want als consument betaal je geen btw over producten en diensten.

Slide 5 - Quizvraag

Een dopper wordt verkocht voor € 20 exclusief btw. De btw is 21%. Hoeveel is de btw in euro's?

Slide 6 - Open vraag

Een winkelier verkoopt GTA-5. De verkoopprijs is € 30,-. De btw is 21%. Bereken de consumentprijs.

Slide 7 - Open vraag

BEGRIPPEN

Slide 8 - Tekstslide

5.4 Wat heb je verdiend?
  • Inkoopwaarde
  • Brutowinst berekenen
  • Bedrijfskosten
  • Nettowinst berekenen

Slide 9 - Tekstslide

Inkoopwaarde
Het totale bedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van producten.

De inkoopwaarde gebruik je om de brutowinst te berekenen.

Slide 10 - Tekstslide

Brutowinst berekenen
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

  • De omzet is deze maand € 24.800.
  • De inkoopwaarde is € 9.600.
  • De brutowinst = € 24.800 – € 9.600 = € 15.200


Slide 11 - Tekstslide

Met de verkoop van boeken heeft Book4U deze week een omzet van € 5.800. De kleding had een inkoopwaarde van € 4.400.
Bereken de brutowinst.

Slide 12 - Open vraag

Met de verkoop van boekenleggers, heeft Dress4U een omzet van € 190. De inkoopwaarde was € 50. Bereken de brutowinst.

Slide 13 - Open vraag

Als Albert Heijn voor alle AH-winkels in Nederland komkommers inkoopt, zal de inkoopprijs lager zijn dan wanneer de groenteboer bij jou in de buurt komkommers inkoopt.

Waarom is het meestal goedkoper om veel producten tegelijk in te kopen?
A
Als de boer niet met restanten blijft zitten, verdient hij meer. Ook als hij korting geeft.
B
Omdat de boer dan zijn hele voorraad komkommers in één keer verkoopt, krijgt hij korting.
C
Omdat de boer liever aan de groenteboer bij jou in de buurt levert, geeft hij korting.

Slide 14 - Quizvraag

Bedrijfskosten
De kosten om een winkel te laten functioneren.

  • Denk aan: huurkosten, personeelskosten, energiekosten.

Slide 15 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 16 - Open vraag

Job heeft een dag op de markt gestaan in de foodtruck van zijn oom.
Zijn oom had de volgende bedrijfskosten:
Vervoerskosten € 22.
Stageld € 75.
Loon € 45.

Bereken de bedrijfskosten voor de foodtruck.

Slide 17 - Open vraag

Nettowinst berekenen
nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

  • Met je strandtent heb je een brutowinst behaald van € 95.000.
  • De bedrijfskosten zijn € 49.000. 
  • De nettowinst is € 95.000 – € 49.000 = € 46.000

Slide 18 - Tekstslide

De Applestore heeft deze maand een brutowinst behaald van € 74.900. De bedrijfskosten zijn € 41.600.

Bereken de nettowinst.

Slide 19 - Open vraag

De inkoopwaarde is de winst die overblijft als je alle kosten hebt betaald.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

De brutowinst is het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Bedrijfskosten zijn de kosten om een winkel te laten functioneren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Nettowinst is het totale bedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van producten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!

Maken opdrachten paragraaf 5.4 Wat heb je verdiend?

Slide 24 - Tekstslide

HUISWERK CONTROLEREN

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiten
Zijn er vragen?

Beantwoord de volgende vragen:
1. Hoe bereken je de omzet?
2. Hoe bereken je de nettowinst?
3. Hoe bereken je de brutowinst? 


Huiswerk: opdrachten 5.4




Slide 26 - Tekstslide