5.3 en 5.4 Herhaling

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.3 en 5.4 Herhaling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3. 
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.3 en 5.4 Herhaling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3. 
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

             Economie Klas 2
Goedemorgen!
Leg je Chromebook, rekenmachine, een pen of potlood alvast klaar.
Laat je Chromebook  nog even  dicht.







Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel voor vandaag
Aan het eind van deze les:
- heb je de theorie van 5.3 en 5.4 nog eens geoefend. 
- ken je de begrippen van 5.3 en 5.4
- weet je wat je nog moet oefenen  om de 
   rekenstof te beheersen.






Slide 3 - Tekstslide

Herhaling 5.3 en 5.4 LessonUp
Open je Chromebook en open lessonUp.
Pen , rekenmachine en kladblaadje bij de hand?

Spelregels:
1: Je luistert naar de vraag
2: Je probeert het antwoord zelf te bedenken en te typen
3: Je luistert naar de uitleg

Slide 4 - Tekstslide

Opwarmertje: Wat is de bekendste hengelsportwinkel op het Esdalcollege?
A
Hengelsport Emmen
B
Aquariumhuus Klazienaveen
C
Hengelsport Kuper Klazienaveen
D
De winkel van Donnie: de Don Hengelsport

Slide 5 - Quizvraag

Is de consumentenprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 6 - Quizvraag

Hoe bereken je de consumentenprijs?
Antwoord: Consumentenprijs = ....... + ........

Slide 7 - Open vraag

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 8 - Quizvraag

De consumentenprijs is €91 Bereken de BTW. De BTW is 21%
A
€21
B
€17,36
C
€15,79
D
€18,35

Slide 9 - Quizvraag

Een broodje kost inclusief BTW €2,50. De btw is 9%.

Wat is de prijs exlusief btw?
A
€ 2,72
B
€ 2,06
C
€ 2,36
D
€ 2,29

Slide 10 - Quizvraag

Verkoopprijs = € 20,66. BTW = 21%
Wat is de consumentenprijs? Noteer ook de berekening!
consumentenprijs=verkoopprijs+btw

Slide 11 - Open vraag

De consumentenprijs van een iPhone is € 625 (incl. 21% btw).
Hoeveel is de prijs exclusief btw? Noteer ook de berekening!

Prijs incl. 21% btw ÷ 121 × 100 = prijs excl. btw / verkoopprijs

Slide 12 - Open vraag

Een sinaasappel kost €2,12 inclusief 9% btw.
Wat is de prijs exclusief btw? Noteer ook de berekening!

Prijs incl. 9% btw : 109 x 100 = prijs excl. btw / verkoopprijs

Slide 13 - Open vraag

Hoe bereken je de brutowinst?

Brutowinst = ...
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - Bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de inkoopwaarde?
A
De prijs waarvoor een winkelier een product inkoopt dat hij later wil verkopen
B
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt
C
Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt voor de verkoop van producten
D
Het totaalbedrag dat een bedrijf uitgeeft aan de inkoop van producten

Slide 15 - Quizvraag

Herhaling

Brutowinst en Nettowinst?

Hoe zat dat ook alweer?

Slide 16 - Tekstslide

Berekening brutowinst
omzetinkoopwaarde=brutowinst

Slide 17 - Tekstslide

Donnie heeft met zijn winkel in Klazienaveen in één week €1.500 omzet behaald.
De inkoopwaarde was €850. Bereken zijn brutowinst.
brutowinst=omzetinkoopwaarde

Slide 18 - Open vraag

Deze maand heeft Donnie met De Don Hengelsport een omzet behaald van €24.800. De inkoopwaarde is €9.600. Bereken de brutowinst. Noteer ook de berekening.

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde.

Slide 19 - Open vraag

Berekening nettowinst


Wanneer je de brutowinst niet weet, moet je deze eerst uitrekenen.
brutowinstbedrijfskosten=nettowinst

Slide 20 - Tekstslide

Hoe bereken je de nettowinst? Noteer de formule.

Slide 21 - Open vraag

De Don hengelsport heeft een brutowinst behaald van €95.000. De bedrijfskosten zijn €49.000.
Bereken de nettowinst. Noteer ook de berekening!

Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

Slide 22 - Open vraag

Wat kunnen bedrijfskosten zijn?

Slide 23 - Open vraag

De brutowinst is in één week €650.
Je hebt €350 bedrijfskosten. Bereken de nettowinst.

nettowinst=brutowinstbedrijfskosten

Slide 24 - Open vraag

Brutowinst en nettowinst samen
Omzet
Inkoopwaarde     -
Brutowinst
Bedrijfskosten    -                     
Nettowinst

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig de herhalingsopdrachten van paragraaf 5.3 en 5.4 
Klaar? Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.
Daarna ga je de begrippen van H5 leren 
en de rekentheorie herhalen.
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk: Je maakt de vragen van hoofdstuk 5 af, kennen en kunnen heel H5 

Woensdag: We nemen de toetsonderwerpen door en is er tijd om de laatste vragen te stellen.

Dinsdag na de Mei vakantie is de toets over Hoofdstuk 5!                     

Slide 27 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Vind je het nog lastig, dan maken we samen opdracht 18, 19 en 25.

De rest mag zelfstandig aan de slag met de herhalingsopdrachten van paragraaf 5.3 en 5.4 opdracht 13 t/m 26 op blz. 151

Slide 28 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

- heb je de theorie van 5.3 en 5.4 nog eens geoefend?
- ken je de begrippen van 5.3 en 5.4?



Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link