V2 ww op -er, AVOIR en ETRE

V2 ww op -er, AVOIR en ETRE

De ww op -er

Een grote groep ww op -ER volgt dezelfde REGELS

DE REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER DUS!

Als voorbeeld nemen we het werkwoord DONNER = geven

Le présent

Dit zijn de vormen van de PRÉSENT = de tegenwoordige tijd!

je donne = ik geef

tu donnes = jij geeft

il / elle / on donne = hij / zij / men geeft

nous donnons = wij geven

vous donnez = jullie geven/u geeft

ils / elles donnent = zij geven

Kies de juiste vorm:
wij organiseren

1. nous organise
2. nous organisons
3. nous organisez
4. nous organisent

Kies de juiste vorm:
ik reis

1. je voyage
2. je voyages
3. je voyagez
4. je voyagent

Kies de juiste vorm:
zij steken over

1. ils traverser
2. ils traversent

Geef de juiste vorm:
(parler) jij praat

Geef de juiste vorm:
(écouter) jullie luisteren

Geef de juiste vorm:
(rencontrer) ik ontmoet

Geef de juiste vorm:
(rester) zij (mnl mv) blijven

Geef de juiste vorm:
(nager) zij zwemt

De PASSÉ COMPOSÉ

Je wilt ook in het Frans kunnen zeggen wat je GEDAAN HEBT, 

dus je wilt de VERLEDEN TIJD kunnen gebruiken. 

Daarvoor gebruik je de PASSÉ COMPOSÉ

COMPOSÉ = samengesteld, dus je hebt altijd TWEE DELEN

net als in het Nederlands:

IK HEB GEGEVEN = J'AI DONNÉ

PASSÉ COMPOSÉ = 2 delen!

Net als in het Nederlands een HULPWERKWOORD 

en een VOLTOOID DEELWOORD

Het hulpwerkwoord is meestal een vorm van AVOIR = HEBBEN

Het voltooid deelw van een regelm ww op -er eindigt op -É 

Ik heb gepraat = j'ai parlé

Wij hebben gepraat = nous avons parlé    

Het voltooid deelwoord blijft dus hetzelfde, steeds op -é 

Kies de juiste vorm:
wij hebben georganiseerd

1. nous organisons
2. nous avons organisons
3. nous avons organiser
4. nous avons organisé

Kies de juiste vorm:
jij hebt gereisd

1. tu ai voyagé
2. tu as voyagé
3. tu a voyagé
4. tu avons voyagé

De vormen van AVOIR

De vormen van het hulpwerkwoord AVOIR moet je dus goed kennen.

Dit is het rijtje

j'ai = ik heb

tu as = jij hebt

il / elle / on a - hij / zij / men heeft

nous avons = wij hebben

vous avez = jullie hebben / u heeft

ils/elles ont = zij hebben