P3 integratieve case H5

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Integratieve case Hoofdstuk 5

SE

CE

examentraining vind ik zinvol

ja

nee

weet niet

we hebben alles toch al geleerd, wat moet ik nog leren?

eens

oneens

weet niet

tijdens examentraining:
oefenen met oude examens

ja

nee

weet niet

Wat wil je nog leren tijdens de examentraining?

Op wat voor manier zou je dat het liefste willen?

een idee / vorm 

zie volgende sheet en wat spreekt jou dan aan?

daarna komt er een sheet wat je anders zou willen.

welk idee spreekt je het meeste aan

1. 2 uur fysiek les op school in groep van 6 studenten en 2 uur zelfstandig opdrachten maken
2. Zoals het nu is. maandag 2 uur online les en donderdag 2 uur online les
3. 4 uur achter elkaar les en oude examens oefenen en bespreken. online variant

heb je een ander idee?

Dank je wel voor deze input 

integratieve case H5

vraag 1 

Globalisering is het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over grote afstanden. Er zijn contacten tussen westerse bedrijven en ontwikkelingslanden voor het maken van kleding en schoeisel en dit alles over grote afstanden en de daarbij behorende afhankelijkheden.

vraag 2

De ontwikkelingslanden zijn afhankelijk van het westen, want grote schoenzaken kopen schoenen in ontwikkelingslanden voor de verkoop in de westerse wereld.

vraag 3

In het westen verdienen werknemers nog een minimumloon, maar in de genoemde lageloonlanden werken werknemers onder erbarmelijke omstandigheden voor zeer lage lonen. Dat betekent dat de aangeboren kenmerken leiden tot een totaal ongelijke verdeling van geld.

vraag 4

Bij verhouding wordt er naar verwezen hoe mensen of staten zich tot elkaar verhouden. In deze situatie krijg je te maken met de wijze waarop westerse landen zich gedragen en opstellen jegens lagelonenlanden.

vraag 5

Zij zijn niet tegen globalisering, maar niet op de wijze zoals in dit artikel naar voren komt. Wij zetten de mensen in de lagelonenlanden nog meer op achterstand.

vraag 6

Een identiteit/gezicht van mensen die voor zeer lage bedragen werken en alles accepteren. Ze laten zich uitbuiten onder slechte omstandigheden en het zijn zielige mensen.

vraag 7

secundaire sector 

vraag 8

Zij kunnen het als enige afdwingen dat westerse mensen in de fabrieken in China en Vietnam gaan kijken. Zij bepalen natuurlijk ook waar de schoenen naar toe gaan en voor welke prijzen geproduceerd moeten worden.

vraag 9

Bij vorming verwerf je je een eigen identiteit. Als deze mensen ook ’s nachts doorgaan blijkt nog meer dat deze mensen zich alles laten welgevallen voor loon

vraag 10

Nee, want hun lonen zijn naar de maatstaven van daar in orde. Dat betekent dat zij mee kunnen participeren in hun maatschappijen. 

vraag 11

Dat ze onder slechte omstandigheden met uitbuiting tot stand komen. Je kunt dan principieel zijn en zeggen dat je zulke schoenen niet wil dragen

vraag 12

Nike-schoenen zijn uitstekende sportschoenen, maar ze komen door kinderarbeid tot stand.

vraag 13

Politici leggen de oorzaak van migratie bij armoede. Dat is niet zo.

vraag 14

Je hebt beter bemiddelde groepen in arme landen en de echte armen.

vraag 15

Er komen meer bemiddelde arme mensen die dan naar Europa willen en die dat ook kunnen betalen.

vraag 16

Hulp aan arme landen kan tot diverse effecten leiden.

vraag 17

Deze mensen zijn straks bemiddelde arme mensen die wel een reis naar Europa kunnen betalen en Senegal dan zullen verlaten. We bereiken met deze actie dus een averechts effect

vraag 18

First: Amerika; Second: Europa; Third: Zuid Amerika; Shithole: zeer arme landen. Sommige landen/gebieden kent hij om economische redenen. Andere gebieden zijn niet belangrijk voor hem.

positieverwerving is

1. dat je de baan krijgt van je vader ongeacht opleiding
2. dat je ongeacht opleiding in dezelfde klasse blijft van je ouders
3. dat je door je eigen inzet zelf aan zet bent op welke trede je terecht komt op de maatschappelijke ladder

stelling
de gezondheidszorg speelt geen rol in de sociale ongelijkheid

1. eens
2. oneens

waarom wordt door de sociale ongelijkheid te bestrijden de sociale cohesie verhoogd?

welke twee uitgangspunten van socialisten en christendemocraten lijken op elkaar als het om de verzorgingsstaat gaat?

wat is positief aan het subsidiariteitsbeginsel?