Toets H2 oefentoets: Voedsel in de Verenigde Staten

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie: • Je kunt het verschil uitleggen tussen intensieve en extensieve landbouw.
• Je kunt beschrijven waar welke landschappen en klimaten in de VS voorkomen.
• Je kunt beschrijven waar welke soort landbouw in de VS voorkomt.
• Je kent de ligging van de belangrijkste steden, wateren en gebergten van de VS (W1).
• Je kunt uitleggen hoe het reliëf, het klimaat en de beschikbaarheid van water bepalen waar welke landbouw mogelijk is in de VS.

Begrippen: akkerbouw, bosbouw, extensieve veeteelt, hooggebergteklimaat, hoogvlakte, intensieve landbouw, intensieve veeteelt, irrigatie, klimaat, kustvlakte, laagland, laagvlakte, landbouw, landklimaat, lijzijde, loefzijde, middelgebergte, Middellandse Zeeklimaat, regenschaduw, reliëf, steppeklimaat, tuinbouw, veeteelt, zeeklimaat

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie:  • Je kunt uitleggen waarom de VS voedselproducten importeren.
• Je kunt de bijdrage beschrijven van de voedselproductie (primaire sector, secundaire sector en tertiaire sector) aan het bnp en aan het totale aantal banen in de VS.
• Je kunt voorbeelden geven van intensieve landbouw in de VS.
• Je kunt uitleggen waarom de verbouw van tarwe in de VS kapitaalintensief is.
• uitleggen waarom de tuinbouw in  Central Valley zowel kapitaalintensief als arbeidsintensief is.
• Je kunt uitleggen hoe de intensieve rundvleesproductie in de VS werkt.
• voorbeelden geven van beroepen in de primaire, secundaire en tertiaire sector die te maken hebben met voedsel.
• Je kunt voorbeelden geven van voedselproducten die belangrijk zijn voor de export van de VS.

Begrippen: arbeidsintensief, bruto nationaal product (bnp), export, illegaal, import, kapitaalintensief, primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector, voedselverwerkende industrie


Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 3 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie:
• Je kunt uitleggen hoe voeding en beweging invloed hebben op je gezondheid.
• Je kunt uitleggen wat gezonde voeding is en hiervan voorbeelden geven.
• Je kunt uitleggen welke gevolgen ongezonde voedingsstoffen hebben.
• Je kunt uitleggen hoe de inrichting van de openbare ruimte invloed heeft op hoeveel je beweegt.
• Je kunt beschrijven welke invloed gezonde voeding, voldoende beweging en de inrichting van de openbare ruimte hebben op de levensverwachting.

Opdrachten:
• Je kunt verschillen en overeenkomsten beschrijven tussen het eet- en bewegingspatroon, de levensverwachting en het gewicht van Amerikanen en Nederlanders.
• Je kunt uitleggen hoe het inkomen en het opleidingsniveau van mensen samenhangt met wat ze eten.

Begrippen: calorie, infrastructuur, levensverwachting, openbare ruimte, voedingswaarde 

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 4 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie:
• Je kunt uitleggen waarom er steeds meer voedsel geproduceerd moet worden en welke gevolgen dit heeft.
• Je kunt uitleggen hoe er onzichtbaar water kan zitten in een voedselproduct en waarom die hoeveelheid verschilt per product.
• Je kunt voorbeelden geven van voedselproducten met meer en minder onzichtbaar water.
• Je kunt uitleggen dat voedselproductie en -consumptie kan leiden tot waterstress in gebieden.
• Je kunt uitleggen wanneer voedselproductie en -consumptie meer of minder duurzaam is.
• Je kunt uitleggen waarom het kweken van insecten duurzamer is dan het kweken van rundvlees.
• Je kunt uitleggen welke negatieve gevolgen van de voedselproductie er zijn en hoe consumenten sommige van die gevolgen kunnen verkleinen.
• Je kunt uitleggen wat de invloed is van welvaart en het eten van vlees op de watervoetafdruk.
• Je kunt je eigen mening over duurzaam voedsel onderbouwen met je kennis uit deze paragraaf.

Begrippen:
duurzaam voedsel, onzichtbaar water, waterstress, watervoetafdruk

Slide 6 - Tekstslide

Noteer twee dingen waardoor deze foto past bij intensieve landbouw.

Slide 7 - Open vraag

Wat is er te zien
op de afbeelding?
A
De verschillende typen landbouw in de VS
B
De Verschillende klimaten in de VS
C
De verschillende landschappen in de VS

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor klimaat heeft het zuidoosten van de Verenigde Staten?
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Hooggebergteklimaat

Slide 9 - Quizvraag

B
Appalachen
Great Plains
Rocky Mountains
Kustvlakte

Slide 10 - Sleepvraag

Central Valley:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 11 - Quizvraag

Hoort deze klimaatgrafiek bij een land- of zeeklimaat?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat

Slide 12 - Quizvraag

Great Plains:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 13 - Quizvraag

Centrale Laagvlakte:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 14 - Quizvraag

Kustvlakte :
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 15 - Quizvraag

Jeffrey zegt: ‘In Central Valley is de landbouw intensiever dan in het Great Basin’.
Hind zegt: ‘In de Great Plains is met irrigatie intensieve akkerbouw mogelijk.’

Wat is juist?
A
Jeffrey en Hind hebben allebei gelijk
B
Jeffrey heeft gelijk, Hind heeft ongelijk
C
Jeffrey heeft ongelijk, Hind heeft gelijk
D
Jeffrey en Hind hebben allebei ongelijk

Slide 16 - Quizvraag

De Verenigde Staten importeren Thee en Zuivel. Leg voor BEIDEN uit waarom ze dat importeren

Slide 17 - Open vraag

Welke vorm van landbouw vind je in de berggebieden van de Verenigde Staten?
→ Leg uit waarom deze vorm van landbouw daar voorkomt.

Slide 18 - Open vraag

Combineer de afbeeldingen met de juiste sector
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 22 - Sleepvraag

Waarom zijn er minder loop- en fietspaden in de VS dan in Nederland
A
Omdat het duur is
B
Omdat de VS meer reliëf heeft dan Nederland
C
Omdat loop- en fietspaden niet gebruikt worden
D
Omdat het niet mooi is

Slide 23 - Quizvraag

Gemiddeld haalt een Amerikaan meer dan 50% van zijn of haar dagelijkse calorieën uit fastfood.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een food swamp?
A
Fastfood restaurants die met elkaar concurreren
B
Fastfood restaurants die met elkaar op één plek zitten
C
De afwezigheid van fastfood restaurants in een gebied
D
Fastfood restaurants die alleen op één plek zitten

Slide 25 - Quizvraag

Waar vind je een food desert meestal?
A
In wijken met een gemiddeld inkomen
B
In rijkere wijken
C
In oudere wijken
D
In armere wijken

Slide 26 - Quizvraag

Waarom kunnen rijkere mensen vaker gezonder eten dan armere mensen in Amerika?
A
Rijkere mensen hebben meer geld voor een auto
B
Fastfood is vaak prijziger dan gezond eten
C
Gezond eten is vaak prijziger dan fastfood
D
In armere wijken vind je minder supermarkten en markten

Slide 27 - Quizvraag

Is het eetpatroon van 1970 of dat van 2014 ongezonder?
A
1970
B
2014

Slide 28 - Quizvraag

Leg je antwoord bij de vorige vraag uit. Gebruik in je antwoord de woorden 'hoeveelheid calorieën' en 'voedingswaarde'

Slide 29 - Open vraag

Leeft de Amerikaanse of de Nederlandse bevolking gemiddeld gezonder? Gebruik in je antwoord de woorden overgewicht en beweging.

Slide 30 - Open vraag

Noteer drie voorbeelden van milieuproblemen die ontstaan doordat er wereldwijd steeds meer voedsel geproduceerd moet worden.

Slide 31 - Open vraag

Jaedan kan ’s ochtends kiezen tussen een kop thee of een glas melk bij het ontbijt.
→ In welk product zit meer onzichtbaar water?
→ Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Waar welke vorm van landbouw mogelijk is wordt bepaald door:
A
Reliëf en klimaat
B
Weer en klimaat
C
Reliëf en oppervlakte

Slide 33 - Quizvraag

De Appalachen zijn een ...
A
Hooggebergte
B
Laaggebergte
C
Middelgebergte
D
Hoogvlakte

Slide 34 - Quizvraag

Michelle zegt: ‘In de Great Plains is met irrigatie intensieve akkerbouw mogelijk
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

In de Great Plains is er een steppeklimaat. Het is er droog en boeren gebruiken irrigatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Aan de loefzijde van de berg is het vaak droog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Leg het begrip bruto nationaal product uit.

Slide 38 - Open vraag

Mensen die in de voedselverwerkende industrie werken, werken in de secundaire sector.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Leg het begrip levensverwachting uit.

Slide 40 - Open vraag

Wat is duurzaam voedsel?

Slide 41 - Open vraag

Nabil zegt: ‘In Central Valley is de landbouw intensiever dan in het Great
Basin.’

A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de primaire sector?
A
Bouwbedrijven
B
Visserij
C
Olieplatforms
D
Bosbouw

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de primaire sector?
A
Landbouw en visserij
B
Industrie
C
Diensten
D
Kantoorwerk

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de secundaire sector?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Commerciële dienstverlening

Slide 45 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de secundaire sector?
A
Bouw (bijv. huizen, wegen)
B
Ambacht (bijv. bakker, smid, schilder)
C
Fabrieken (bijv. autofabriek)
D
Grondstoffenwinning (bijv. olie oppompen)

Slide 46 - Quizvraag

Jaedan kan ’s ochtends kiezen tussen een kop thee of een glas melk bij het ontbijt.
→ In welk product zit meer onzichtbaar water?

A
thee
B
melk

Slide 47 - Quizvraag

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65
0100

Slide 48 - Poll

Waar kun je nog uitleg over gebruiken?

Slide 49 - Open vraag