Kapitel 2 - Grammatik A

Kapitel 2 - Grammatik A
basisregels van de der-, die- en das-woorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 2 - Grammatik A
basisregels van de der-, die- en das-woorden

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel dieser Stunde
  • Je kent de basisregels om te zien of een zelfstandig naamwoord een der-, die- of das- woord is.
  • Je kunt deze basisregels toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Huh? Wie?

Slide 3 - Tekstslide

der
der = mannelijk
  • alle mannelijke personen, dieren en beroepen








Bijvoorbeeld:
der Mann, der Stier, der Lehrer

Slide 4 - Tekstslide

die
die = vrouwelijk
  • alle vrouwelijke personen, dieren en beroepen
  • alle meervoudsvormen


Bijvoorbeeld:
die Frau, die Kuh, die Lehrerin, die Klamotten

Slide 5 - Tekstslide

das
das = onzijdig
  • de meeste Nederlandse het-woorden
  • verkleinwoorden: eindigen op -chen of -lein
Bijvoorbeeld:
das Haus, das Buch, das Mädchen, das Kirchlein

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Bij veel woorden kun je niet zien of het een der-, die- of das- woord is. 

Het is daarom het beste om het zelfstandig naamwoord samen met het lidwoord te leren!

Slide 7 - Tekstslide

Übung macht den Meister!

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de blauwe vakjes naar de rode
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 9 - Sleepvraag

... Freund
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quizvraag

... Bäcker
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quizvraag

... Stier
A
die
B
das
C
der

Slide 12 - Quizvraag

... Büchlein
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 13 - Quizvraag

... Eltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 14 - Quizvraag

... Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 15 - Quizvraag

... Lehrerin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 16 - Quizvraag

... Tante
A
die
B
das
C
der

Slide 17 - Quizvraag

... Fragen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 18 - Quizvraag

... Haus
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 19 - Quizvraag

Gibt es noch Fragen?

Slide 20 - Tekstslide