Present Simple/Present Continuous

Present Simple/Present Continuous
Als je wilt zeggen dat iemand iets nu aan het doen is.
Present Continuous
Zij zijn aan het luisteren.
They are listening.

Als je wilt zeggen dat iets regelmatig of altijd gebeurt.
Present Simple
Hij loopt altijd naar school.
He always walks to school.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Present Simple/Present Continuous
Als je wilt zeggen dat iemand iets nu aan het doen is.
Present Continuous
Zij zijn aan het luisteren.
They are listening.

Als je wilt zeggen dat iets regelmatig of altijd gebeurt.
Present Simple
Hij loopt altijd naar school.
He always walks to school.

Slide 1 - Tekstslide

Present Continuous
Als je wilt zeggen dat iemand iets nu aan het doen is.
Present Continuous
Zij zijn aan het luisteren.
They are listening.
 
Persoon + to be + werkwoord + -ing
Hij is aan het slapen.
He is sleeping

Slide 2 - Tekstslide

My father ………….. (drive) home.


A
am driving
B
are driving
C
is driving

Slide 3 - Quizvraag

We ………….. (help) Tom.
A
am helping
B
are helping
C
is helping

Slide 4 - Quizvraag

I …………. (write) a letter.
A
am writing
B
are writing
C
is writing

Slide 5 - Quizvraag

Present Simple
Als je wilt zeggen dat iets regelmatig of altijd gebeurt.
Signaalwoorden: always, often, never, every day.
SHIT regel = She, He, It krijgen -s achter werkwoord.

I always walk to school.
She always walks to school.

You play football every week. 
My brother plays football every week.

Slide 6 - Tekstslide

I always ………. (run) on Saturday.
A
run
B
runs

Slide 7 - Quizvraag

The car never ……………. (break) down.
A
break
B
breaks

Slide 8 - Quizvraag

We …………….. (write) emails every day.
A
write
B
writes

Slide 9 - Quizvraag

Jack often ……………… (wash) his scooter.
A
wash
B
washs
C
washes

Slide 10 - Quizvraag

Als iets op dit moment gebeurt gebruiken we de ...
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 11 - Quizvraag

De Present Simple maak je door ...
A
Werkwoord + -s
B
Am/are/is + werkwoord + -ing

Slide 12 - Quizvraag