Köln

Köln
Leg je boek open op blz. 57.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Köln
Leg je boek open op blz. 57.

Slide 1 - Tekstslide

Vraagje
Wat is het bekendste gebouw van Keulen?

Slide 2 - Tekstslide

Welke regel gebruiken we om werkwoorden te vervoegen?
A
De cafebazenregel
B
De feesttentenregel
C
De kerstbomenregel
D
De carnavalskostuumregel

Slide 3 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden met een stam op -d of -t

ich                     rede
du                      redest
er/sie/es         redet

wir                     reden
ihr                      redet
sie/Sie             reden

Slide 5 - Tekstslide

Warten: ich ...
A
warte
B
wartst
C
warttt
D
warten

Slide 6 - Quizvraag

Warten: du...
A
warte
B
wartst
C
wartest
D
warten

Slide 7 - Quizvraag

reden: er...
A
rede
B
redt
C
redst
D
redet

Slide 8 - Quizvraag

arbeiten: Sie...
A
arbeit
B
arbeitet
C
arbeite
D
arbeiten

Slide 9 - Quizvraag

Arbeiten: wir...
A
arbeiten
B
arbeitten
C
arbeit
D
arbeite

Slide 10 - Quizvraag

Warten: ihr...
A
warte
B
wartet
C
warten
D
wart

Slide 11 - Quizvraag

het voltooid deelwoord 

Het voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdrachten 9, 10 en 11 op blz. 59.
Leer grammatica A en B op blz. 58.

Slide 13 - Tekstslide

Nehmt euer Buch auf Seite 59.

Slide 14 - Tekstslide

Macht Aufgabe 12 auf Seite 60.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe schrijf je 20?

Slide 16 - Open vraag

Hoe schrijf je 31?

Slide 17 - Open vraag

Hoe schrijf je 44?

Slide 18 - Open vraag

Hoe schrijf je 75?

Slide 19 - Open vraag

Hoe schrijf je 93?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

An die Arbeit!
Macht Aufgaben 13 (S.61) und 1 (S.62).

Slide 22 - Tekstslide

Mögen
Mögen heeft meerdere betekenissen: houden van, leuk vinden, lusten, aardig vinden, mogen.

Slide 23 - Tekstslide

Er (mag) heute nicht in die Disko.

Slide 24 - Open vraag

Er (moet) früh ins Bett.

Slide 25 - Open vraag

Ich (mag) zum Glück heute Abend ausgehen.

Slide 26 - Open vraag

Wir (mogen) eigentlich alles!

Slide 27 - Open vraag

Dann (kunnen) wir auch zusammen in den Urlaub fahren.

Slide 28 - Open vraag

Er (kan) dann leider nicht mit.

Slide 29 - Open vraag

(Houd) du (van) es auszugehen?

Slide 30 - Open vraag

Nein, ich (houd van) shoppen.

Slide 31 - Open vraag

Ich (moet) aber morgen arbeiten.

Slide 32 - Open vraag

Ihr (moeten) auch arbeiten, oder?

Slide 33 - Open vraag

(Houdt) Sie (van) Ihre Arbeit, Herr van Dieren?

Slide 34 - Open vraag

Ihr (mogen) fast aufräumen.

Slide 35 - Open vraag