ZPO semester 1 H2 les 3 en 4

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Burgerschap

Hoofdstuk 2

2.2: samen sterker

Vorige les

Sociaal en asociaal gedrag

socialisatie

sociale vaardigheden

Voorbeelden sociaal gedrag

• Je zet in het OV je tas op je schoot, zodat een ander kan gaan zitten.
  
• Je ruimt je eigen afval op.
  
• Je groet een ander en vraagt hoe het gaat.
  
• Je houdt in het verkeer rekening met anderen. 
  

Deze les: 'samen sterker'

Begrippen: 

• sociaal
  
• altruïstisch
  
• vrijwilligerswerk
  
• mantelzorg
  
• egoïstisch 
  

Als burger ben je verplicht
anderen te helpen.

JA

NEE

Zou jij...

- geld geven aan een dakloze voor het slaaphuis?

- een week zorgen voor de kat van de buren?

- een vriend een maand onderdak bieden?

- regelmatig op bezoek gaan bij eenzame ouderen?

Wanneer doe jij iets voor een ander?
Kies datgene wat het meest bij jou past.

Als de ander ook iets voor mij zou doen.

Als het voor mijzelf geen nadeel oplevert.

Als ik denk dat de ander het nodig heeft.

Als ik er zelf ook iets aan heb.

Altruïsme

Je doet iets voor een ander, zonder dat je er zelf meteen beter van wordt. Bijvoorbeeld: 

• Je gaat staan in bus, metro of trein zodat een ander kan zitten.
  
• Je ruimt het afval van een ander op.
  
• Je stort 10 euro op rekening 555.
  
• Je doet wekelijks boodschappen voor een oudere buurman.
  

Veel voorkomend altruïsme: 

Vrijwilligerswerk: 

bijna de helft van de bevolking, gemiddeld 4.5 uur per week 

Mantelzorg:

35% van de 16-plussers in Nederland 

(dat zijn vijf miljoen mensen!)

Egoïsme

tegenovergestelde van altruïsme: 

vooral rekening houden met jezelf en niet met anderen. 

Vraag

Sommige mensen maken zich zorgen, zij vinden 

dat het egoïsme toeneemt. 

Wat denk jij?

Altruïsme betekent niet

Dat je een watje bent.

Dat je niet voor jezelf mag opkomen.

Dat je niet je grenzen mag aangeven. 

Je mag best assertief zijn!

HUISWERK

Zie planning: 

2.2 opdracht 1 t/m 4 en opdracht 6

Collega's, 

Wat hierna komt kan in een aparte les. Studenten gaan aan de slag met opdracht 5 uit dit hoofdstuk. 

N.B.: opdracht 5 staat niet in de planning voor de studenten!

Gesprek / discussie

• Hou rekening met de ander
  
• blijf rustig en respectvol
  
• vraag door, bijvoorbeeld met de vijf w's en hoe: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?

Maak opdracht 5 van 2.1

• vorm tweetallen
  
• lees de opdracht en kies een van de onderwerpen
  
• voer het gesprek
  
• maak de opdracht af