1. Het onderscheid tussen soorten argumenten en argumentatieschema’s.
2. De tweedeling objectieve versus subjectieve argumenten.
3. De beperkte specificatie van aanvaardbaarheid in consistentie en
controleerbaarheid.
4. Het ontbreken van argumentatie op basis van autoriteit als argumentatieschema.
5. De cirkelredenering als onjuist gebruik van een argumentatieschema.
6. De beperkte specificatie van ‘analyseren’ van 'betogende teksten' in subdomein A1
als het herkennen van de tekstrelatie standpunt-argument-subargument.
7. Het ontbreken van een toelichting bij de (limitatief opgesomde)
argumentatieschema’s en drogredenen.