In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Verbanden; welke ken je?
Slide 2 - Woordweb
Concluderend verband
Oorzakelijk verband
Vergelijkend verband
Redengevend
Al met al
dankzij
in vergelijking met
Vanwege
Slide 3 - Sleepvraag
Welke verbanden staan er in onderstaande zinnen uit het Jeugdjournaal?
Slide 4 - Tekstslide
Drie keer scoren en toch 1-3 verliezen. Het overkwam Feyenoord gisteravond in de Champions League. De Rotterdammers maakten namelijk twee eigen doelpunten
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband
Slide 5 - Quizvraag
Signaalwoord voor een redengevend verband
Drie keer scoren en toch 1-3 verliezen. Het overkwam Feyenoord gisteravond in de Champions League. De Rotterdammers maakten namelijk twee eigen doelpunten
Slide 6 - Tekstslide
Volgens een archeoloog komen de munten uit de periode van 1374 tot 1378. Ze zijn dus bijna 650 jaar oud. In die omgeving werden nog nooit zoveel oude munten gevonden.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband
Slide 7 - Quizvraag
Signaalwoord voor een conclusie
Volgens een archeoloog komen de munten uit de periode van 1374 tot 1378. Ze zijn dus bijna 650 jaar oud. In die omgeving werden nog nooit zoveel oude munten gevonden.
Slide 8 - Tekstslide
Maar dat is erg lastig, omdat hulporganisaties het land niet in mogen. Daarom proberen inwoners van Gaza zelf iets te doen voor de kinderen. Bijvoorbeeld door met ze tekenen en te praten over wat ze hebben meegemaakt.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband
Slide 9 - Quizvraag
Signaalwoord voor een redengevend verband
Maar dat is erg lastig, omdat hulporganisaties het land niet in mogen.
Daarom proberen inwoners van Gaza zelf iets te doen voor de kinderen.
(EN...er staat ook nog een ander verband in dit stuk van een artikel: Bijvoorbeeld door met ze tekenen en te praten over wat ze hebben) = TOELICHTEND VERBAND
Slide 10 - Tekstslide
Programma 4 december - NL
Woorden van de week
Nakijken/bespreken H2 Lezen (zinsverbanden en signaalwoorden) opdracht 1
Theorie: nog 4 nieuwe zinsverbanden
Slide 11 - Tekstslide
Concluderen
Impliceren
Context
Iets aanduiden/bedoelen zonder het direct te zeggen
Een oordeel vormen of een beslissing nemen op basis van beschikbare informatie.
De omstandigheden of informatie die helpen bij het begrijpen van een bepaalde situatie.
Woorden van de week:
Slide 12 - Tekstslide
Impliceren
Betekenis: Iets aanduiden of suggereren zonder het direct te zeggen.
"Hou je ogen op je eigen blaadje..." De opmerking van de leraar leek te impliceren dat hij ons zag afkijken.
Slide 13 - Tekstslide
Concluderen
Een oordeel vormen of een beslissing nemen op basis van beschikbare informatie.
Nadat alle bewijsstukken waren bekeken, kon de detective concluderen wie de schuldige was.
Slide 14 - Tekstslide
Context
De omstandigheden of informatie die helpen bij het begrijpen van een bepaalde situatie.
Om de betekenis van het woord volledig te begrijpen, is het belangrijk om het in de context van de zin te plaatsen.
Slide 15 - Tekstslide
H2 Lezen: opdracht 1 bespreken
Deze opdracht heb je in een groepje gemaakt. Samen kunnen we de vragen snel beantwoord krijgen.
Kijk bij elke vraag goed mee of je het antwoord ook ziet!
Slide 16 - Tekstslide
Tekstverbanden
In dit hoofdstuk leer je over de volgende tekstverbanden:
- doel-middelverband
- samenvattend verband
- voorwaardelijk verband
- toegevend verband
Slide 17 - Tekstslide
Wat houdt een doel-middelverband in?
Slide 18 - Open vraag
doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Bijbehorende signaalwoorden:
aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeld: Wat is het doel en wat is het middel?
Fabrikanten van voedingsproducten willen veel verkopen. Om dat te bereiken, gebruiken ze in hun productinformatie slimme termen als 'geen vet', 'extra vitamines' en 'licht verteerbaar'.
Ook hebben ze regelmatig kortingsacties. Tenslotte spelen ze handig in op verlangens van mensen door middel van reclamekreten als 'de lekkerste' en 'eenvoudig te bereiden'.
Slide 20 - Tekstslide
Wat zou een samenvattend verband inhouden?
Slide 21 - Open vraag
Samenvattend verband
Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van de informatie uit de tekst.
Bijbehorende signaalwoorden:
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeeld: Wat wordt hier samengevat?
Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen.
Slide 23 - Tekstslide
Wat zou een voorwaardelijk verband inhouden?
Slide 24 - Open vraag
Voorwaardelijk verband
Een voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
bijbehorende signaalwoorden:
als...dan, indien, tenzij, mits
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeld: Wat is het voorwaardelijke verband?
Als je nu meteen vertrekt, kun je nog op tijd komen voor het concert.
Slide 26 - Tekstslide
Wat zou een toegevend verband inhouden?
Slide 27 - Open vraag
Toegevend verband
Bij een toegevend verband wordt een andere kant van de zaak gegeven. De toegeving kan ook achteraan staan.
Bijbehorende signaalwoorden:
ook al, zij het (dat), weliswaar, (al)hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin
Slide 28 - Tekstslide
Voorbeeld: Wat is hier de toegeving?
Hoewel An van kamperen houdt, gaat ze dit jaar niet mee naar de camping.
Ik trok de hele dag met de kinderen op, ook al was ik eigenlijk doodmoe.