In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Nederland en het Water: Gevaren en Aanpassingen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kunnen leerlingen uitleggen hoe Nederlandse landschappen zijn opgebouwd door het water van zee en rivieren. Ze begrijpen dat water voor gevaar en overlast kan zorgen en weten hoe Nederland zich heeft aangepast aan de gevaren van het water.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel om de leerlingen te informeren over wat ze zullen leren en waarom het relevant is.
Wat weet jij al over de Nederlandse landschappen en de rol van water daarin?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Opbouw Nederlandse Landschappen
Nederlandse landschappen zijn opgebouwd door het water van zee en rivieren. Dijken, polders, veenpolders en zeepolders zijn belangrijke begrippen hierbij.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat de verschillende termen betekenen en laat visualisaties zien om de concepten te versterken.
Dijken
Dijken zijn heuvels van aarde die langs de kust en rivieren zijn gebouwd om water tegen te houden.
Slide 5 - Tekstslide
Vraag de leerlingen om te beschrijven waarom dijken belangrijk zijn voor Nederland en hoe ze worden gebouwd.
Polders
Polders zijn stukken land die onder de zeespiegel liggen en zijn omringd door dijken.
Ze worden gebruikt voor landbouw en bewoning.
Slide 6 - Tekstslide
Laat foto's zien van polders en vraag de leerlingen om te beschrijven hoe ze zijn ontstaan en waarvoor ze worden gebruikt.
Veenpolders
Veenpolders zijn polders die zijn ontstaan door het afgraven van veen. Hierdoor is de bodem lager komen te liggen dan de zeespiegel.
Slide 7 - Tekstslide
Leg uit hoe veenpolders zijn ontstaan en hoe ze verschillen van andere polders.
Veenpolder -> Langgerekt
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Zeepolders
Zeepolders zijn polders die direct aan de kust liggen en zijn ontstaan door het opspuiten van zand en klei.
Slide 10 - Tekstslide
Laat foto's zien van zeepolders en vraag de leerlingen om te beschrijven hoe ze zijn ontstaan en waarvoor ze worden gebruikt.
Droogmakerijen
Droogmakerijen zijn gebieden die onder de zeespiegel liggen en zijn drooggelegd om landbouw en bewoning mogelijk te maken.
Slide 11 - Tekstslide
Laat foto's zien van droogmakerijen en vraag de leerlingen om te beschrijven hoe ze zijn ontstaan en waarvoor ze worden gebruikt.
Wielen
Wielen zijn grote gaten die zijn ontstaan door dijkdoorbraken en overstromingen.
Ze worden vaak gebruikt als visvijvers.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit hoe wielen zijn ontstaan en waarvoor ze vaak worden gebruikt.
Slide 13 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Stroomgebieden
Een stroomgebied is het gebied waarbinnen al het water via rivieren naar dezelfde zee stroomt.
Slide 14 - Tekstslide
Laat een kaart zien van Nederland met de verschillende stroomgebieden en vraag de leerlingen om te beschrijven hoe deze werken.
Slide 15 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Aanpassingen aan Gevaren van Water
Nederland heeft zich aangepast aan de gevaren van het water door middel van
dijken, polders, sluizen en andere waterbouwkundige constructies.
Slide 16 - Tekstslide
Leg uit waarom deze aanpassingen nodig waren en hoe deze constructies werken.
Samenvatting
Water is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse landschappen en heeft zowel voordelen als gevaren. Door middel van dijken, polders en andere constructies heeft Nederland zich aangepast aan deze gevaren.
Slide 17 - Tekstslide
Herhaal het leerdoel en vraag de leerlingen om te beschrijven wat ze hebben geleerd.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.