Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.
Je kan uitleggen wanneer een verhaal realistisch of onrealistisch is.
Je kent verschillende genres.
Je kunt hoofdpersoon en bijfiguren herkennen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.
Je kan uitleggen wanneer een verhaal realistisch of onrealistisch is.
Je kent verschillende genres.
Je kunt hoofdpersoon en bijfiguren herkennen.
Slide 1 - Tekstslide
Reëel?
Realistische fictie
Verzonnen verhalen die echt gebeurd kunnen zijn
Herkenbaar
Niet-realistische fictie
Verzonnen verhalen die niet echt kunnen gebeuren
Niet-herkenbaar, maar wel zo echt mogelijk
Slide 2 - Tekstslide
Niet-realistisch
Realistisch
Slide 3 - Tekstslide
Dus...
Bij zowel realistische fictie als niet-realistische fictie zal de schrijver ervoor zorgen dat je je kunt inleven in het verhaal. Jij moet inschatten of het echt kan gebeuren of niet...
Slide 4 - Tekstslide
“Het steile bergpad had hem ongeveer de halve dag gekost. De zon begon net achter de berg te verdwijnen toen hij het hoogste punt bereikte. Opeens voelde hij een reusachtige windvlaag langs zijn armen strijken en hoorde hij een luid gebrul. Hij keek omhoog en zag een zwarte draak die hem vernietigend aankeek.”
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 5 - Quizvraag
''Waar blijft Thijs, denkt Julia als ze 's morgens beneden zit. Ze moet eigenlijk al weg, maar ze wacht op haar broer; dan komt ze maar te laat. Eindelijk komt hij de kamer in. Hij grijpt een appel van de schaal en wil weggaan. 'Thijs,' zegt Julia. 'Nu papa definitief op de boot blijft wonen, wordt alles anders.‘’
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 6 - Quizvraag
Genres herkennen
Detective – oplossen van een misdaad
Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens
Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage
Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)
Slide 7 - Tekstslide
Genre
Het 'soort' verhaal: Avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, romantisch, detectice.
Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken.
Soms is er overlap tussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Genres herkennen
In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.
Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.
Je kan ook altijd advies vragen aan iemand die veel boeken heeft gelezen.
Slide 10 - Tekstslide
Welk genre?
A
oorlog
B
science fiction
C
griezel
D
detective
Slide 11 - Quizvraag
genre?
A
historische roman
B
spanning en avontuur
C
oorlogsroman
D
hier en nu
Slide 12 - Quizvraag
Genre?
A
sprookje
B
science fiction
C
fantasie
D
spanning en avontuur
Slide 13 - Quizvraag
Hoofdpersoon
Over de hoofdpersoon weet je het meest.
Je weet wat de hoofdpersoon voelt en denkt.
Je beleeft het verhaal vanuit de hoofdpersoon.
De hoofdpersoon heeft een opdracht/probleem.
Slide 14 - Tekstslide
Bijfiguur
Een verhaal heeft een of meer hoofdpersonen. De andere personages zijn bijfiguren.
Van die bijfiguren krijg je minder te weten.
Is een vriend of vijand van de hoofdpersoon.
Slide 15 - Tekstslide
Hoofdpersonen en bijfiguren
Slide 16 - Tekstslide
Een bijfiguur heeft als kenmerk:
A
helpt altijd de hoofdpersoon.
B
deze zijn minder belangrijk in het verhaal.
C
heeft geen tekst in het verhaal, wordt alleen maar beschreven.
D
maakt het de hoofdpersoon altijd moeilijk in het verhaal.