oefenen met rekenen 2g

oefenen met rekenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefenen met rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



afronden op 1 decimaal
13
A
3,6
B
3,60
C
3,61
D
3,62

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



afronden op 1 decimaal
70
A
8,3
B
8,36
C
8,4
D
8,46

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81,-
D
€ 79,-

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 43,4036 afronden op helen?
A
44
B
40
C
43,5
D
43

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Procenten moet je afronden op:
A
helen
B
1 decimaal
C
2 decimalen
D
3 decimalen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geldbedragen moet je afronden op:
A
helen
B
1 decimaal
C
2 decimalen
D
3 decimalen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden
€ 14,5749 wordt
A
€ 14,57
B
€ 14,59
C
€ 14,56
D
€ 14,58

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden betekent......?
A
klaar maken
B
afmaken
C
rond maken
D
rond draaien

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden:
€ 4,53529 wordt ...
timer
1:00
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gemiddelde?
Cijfer
6,4
2
8,9
1
4,6
2
A
6,6
B
19,9
C
6,2

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gemiddelde?
A
27
B
27,86
C
27,9
D
28

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gemiddelde?
A
5
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gemiddelde berekenen: Het gemiddelde van 6 en 4 is:
A
10
B
5
C
6
D
Geen een

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je oude saldo is € 100. Je ontvangt € 34,60. Je betaalt € 21.60. Wat wordt je nieuwe saldo?
A
€ 100
B
€ 110
C
€ 120
D
€ 113

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je saldo was €100,-.
Je koopt iets voor €5,-
Je krijgt van je ouders €10,-
Wat is je nieuwe saldo?
A
€100,-
B
€95,-
C
€100,15
D
€105,-

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oud saldo: .........
Ontvangsten: €50
uitgaven: €0
----------------------------------------
Nieuw saldo: €250
A
je oude saldo was € 300,-
B
je oude saldo was € 150,-
C
je oude saldo was € 200,-
D
je oude saldo was € 250,-

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je oude saldo is € 10,00. Je ontvangt € 3,80. Je geeft € 2,30 uit. Wat is je nieuwe saldo?
A
€ 11.5
B
12,30
C
€ 11,50
D
13.80

Slide 19 - Quizvraag

10 + 3,80 = 13,80 - 2,30 = 11,50
Een fiets is in de aanbieding van €800 voor €680.
Hoeveel procent korting krijg je?

A
15%
B
85%

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een printer kost 150 euro. Je krijgt 70 procent korting. Hoeveel korting krijg je?
A
€ 126
B
€ 83
C
€ 84
D
€ 105

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lamp kost € 280. Je krijgt 30 procent korting.
Hoeveel euro korting krijg je?
A
98 euro
B
59 euro
C
109 euro
D
84 euro

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies