Leerprocessen Les 2

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek A
Rekenmachine
Laptop


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek A
Rekenmachine
Laptop


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Herhaling: Afronding (quiz)
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg en instructie 1.1. (deel 2)
  4. Maakwerk voor vandaag 
                                                         

Slide 2 - Tekstslide

Afronden
  1. Afronden op hele getal, 1 cijfer na de komma of 2 cijfers na de komma?
  2. Kijk naar de buurman
  3. Is de buurman groter dan 5? Rond naar boven af
  4. Is de buurman kleiner dan 5? Rond naar beneden af

Slide 3 - Tekstslide

Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58

Slide 4 - Quizvraag

Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 5 - Quizvraag

Afronden
€ 3,53529 wordt
A
€ 3,5352
B
€ 3,54
C
€ 3,53
D
€ 3,535

Slide 6 - Quizvraag

Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79

Slide 7 - Quizvraag

Voorbeeld Afronden

Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
€ 457,87
B
€ 482,615
C
€ 482,62
D
€ 483,00

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet/kan ik ...
  1. ...hoe je een geldbedrag goed noteert
  2. ...wat zelfvoorziening is
  3. ...wat consumeren is
  4. ...het verschil tussen gebruik en verbruik

Slide 9 - Tekstslide

Geldbedrag noteren
  • 2 decimalen (centen)
  • Je schrijft een komma (,) MAAR op je rekenmachine toets je een punt (.) in!
  • Bij duizendtallen schrijf je een punt, niet op je rekenmachine intoetsen!
1.260,75

Slide 10 - Tekstslide

2.599,95
M .   HD    TD    D  .  H    T    E  ,  cc
                             2  .  5    9    9  ,  95

Slide 11 - Tekstslide

Consumeren en zelfvoorziening
Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet/gebruikt
Zelf iets maken waarmee je in je behoeften kunt voorzien.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Verbruiksgoederen (kun je maar één keer verbruiken) Tip: je verbruikt het!
Gebruiksgoederen (kun je meerdere keren gebruiken)

Slide 14 - Tekstslide

Maakwerk
Maak blz. 10 t/m 13,
opgaven 7 t/m 16
Maak Herhalingsopdrachten blz. 40, opgaven 6 t/m 9
Maak de Samenvatting van 1.1. op blz. 34
Leer de Begrippen van 1.1. op blz. 35


Slide 15 - Tekstslide

  • Wat is het verschil tussen zelfvoorziening en consumeren?
  • Wat is het verschil tussen gebruik en verbruik?
  • Voorbeelden?

Slide 16 - Tekstslide

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 17 - Tekstslide