Je leert hoe je een samengestelde zin in stappen kunt ontleden.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Deze Lesson-Up is voorbereiding op de les.
Je leert hoe je een samengestelde zin in stappen kunt ontleden.
Slide 1 - Tekstslide
Eerst even een check: hoe weet je het beste of een zin een samengestelde zin is?
A
Je kijkt of er een komma in de zin staat.
B
Je kijkt of er een voegwoord staat.
C
Je telt of er meer dan één pv in de zin staat.
D
Je kijkt naar de lengte van de zin.
Slide 2 - Quizvraag
Hoofd- en bijzinnen
In de vorige les ging het over hoofd- en bijzinnen.
Weet je het verschil nog? Dan mag je de slides met een paars bolletje overslaan.
Twijfel je? Bekijk en maak ze dan zeker wél.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Tussen [ ], hoofd- of bijzin?
Middenin de nacht moesten we plotseling uit bed, [omdat het brandalarm keihard afging.]
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 6 - Quizvraag
Tussen [ ], hoofd- of bijzin?
[Dat het loos alarm was,] kreeg ik pas later door.
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 7 - Quizvraag
Tussen [ ], hoofd- of bijzin?
Ik stond eerst te rillen van de kou, [maar ben toen weer snel onder de wol gekropen.]
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 8 - Quizvraag
Bijzinnen vervangen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent de bijzin?
Ik denk [dat ik een goed idee heb.]
A
een persoon
B
een reden
C
een ding
Slide 13 - Quizvraag
Met welk woord kun je de bijzin vervangen? Schrijf de nieuwe hoofdzin op. Ik denk [dat ik een goed idee heb.]
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
En nu jij...
Slide 24 - Tekstslide
Stap 1: samengestelde zin, ja of nee? Noteer ook de pv('s). De hond lag in de tuin te slapen, terwijl ik het gras aan het maaien was.
Slide 25 - Open vraag
Stap 2: wat is hoofd-/bijzin?
De hond lag in de tuin te slapen, terwijl ik het gras aan het maaien was.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 26 - Quizvraag
Stap 3: vervang de bijzin door een passend zinsdeel. Schrijf de nieuwe hoofdzin op. De hond lag in de tuin te slapen, terwijl ik het gras aan het maaien was.
Slide 27 - Open vraag
Stap 4: ontleed de nieuwe hoofdzin.
De hond lag [toen] in de tuin te slapen. pv =
A
de hond
B
lag
C
in de tuin
D
lag te slapen
Slide 28 - Quizvraag
Stap 4: ontleed de nieuwe hoofdzin.
De hond lag [toen] in de tuin te slapen. ow =
A
de hond
B
lag
C
in de tuin
D
lag te slapen
Slide 29 - Quizvraag
Stap 4: ontleed de nieuwe hoofdzin.
De hond lag [toen] in de tuin te slapen. gezegde (wg) =
A
de hond
B
lag
C
in de tuin
D
lag te slapen
Slide 30 - Quizvraag
Stap 4: ontleed de nieuwe hoofdzin.
De hond lag [toen] in de tuin te slapen. bwb =
A
de hond
B
lag te slapen
C
in de tuin
D
toen
Slide 31 - Quizvraag
Stap 5: benoem de bijzin bijzin = [toen] = bwb, dus wat voor soort bijzin hebben we hier?