Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Jaar 1 H4 Woordenschat: een tegenstelling zoeken deel 2
Jaar 1 H4 Woordenschat:
een tegenstelling zoeken deel 2
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Jaar 1 H4 Woordenschat:
een tegenstelling zoeken deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Kopieer de link en bekijk de instructiefilm over een bekend woorddeel zoeken:
https://player.vimeo.com/video/230455261
Slide 2 - Tekstslide
Een tegenstelling zoeken
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je tegenstellingen.
Bijvoorbeeld: boven ↔ onder, hoog ↔ laag, veilig ↔ gevaarlijk.
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms vinden doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat.
Bijvoorbeeld:
Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop. Prijzig betekent dus duur.
Aan de woorden
maar, echter, toch, daarentegen
kun je zien dat er een tegenstelling genoemd wordt.
Slide 3 - Tekstslide
Verbind de tegenstellingen:
slappe
onder
leeg
vrijwillge
diepte
verplichte
stevige
over
hoogte
vol
Slide 4 - Sleepvraag
Maak met het woord: 'uitdagende' een zin van minstens zeven woorden waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt.
Slide 5 - Open vraag
Maak met het woord: 'beleven' een zin van minstens zeven woorden waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt.
Slide 6 - Open vraag
Maak met het woord: 'prioriteit' een zin van minstens zeven woorden waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt.
Slide 7 - Open vraag
Maak met het woord: 'handhaven' een zin van minstens zeven woorden waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt.
Slide 8 - Open vraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
dringend
B
langzaam
C
traag
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
totaal
B
uiteraard
C
vanzelfsprekend
Slide 10 - Quizvraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
betalen
B
uitgeven
C
verdienen
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
exact
B
precies
C
pro
Slide 12 - Quizvraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
bron
B
commercieel
C
ontstaan
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord past niet in het rijtje als je let op de betekenis?
A
afmaken
B
uitdagen
C
voltooien
Slide 14 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
door dik en ...
A
oud
B
dun
C
hout
D
vet
Slide 15 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
met vallen en ...
A
opstaan
B
stoten
C
bloeden
D
knielen
Slide 16 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
na veel plussen en ...
A
denken
B
opsommingen
C
problemen
D
minnen
Slide 17 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
van top tot ...
A
voet
B
teen
C
hoofd
D
laag
Slide 18 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
vroeg of ...
A
op tijd
B
zeggen
C
laat
D
avond
Slide 19 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
lief en ...
A
leed
B
lust
C
laat
D
verdriet
Slide 20 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
als water en ...
A
hout
B
vuur
C
droogte
D
tranen
Slide 21 - Quizvraag
De uitdrukkingen bestaat uit twee woorden met tegengestelde betekenis. Vul de uitdrukkingen aan:
met een lach en een ...
A
glimlach
B
blik
C
traan
D
schreeuw
Slide 22 - Quizvraag
Maak een zin met de uitdrukking:
'lief en leed'
waaruit de betekenis blijkt
Slide 23 - Open vraag
Maak een zin met de uitdrukking:
'van top tot teen'
waaruit de betekenis blijkt
Slide 24 - Open vraag
Maak een zin met de uitdrukking:
'met vallen en opstaan'
waaruit de betekenis blijkt
Slide 25 - Open vraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
uitdagende
B
uitgebreide
C
uitvoerige
Slide 26 - Quizvraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
aanwezig
B
present
C
recent
Slide 27 - Quizvraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
afmaken
B
evacueren
C
voltooien
Slide 28 - Quizvraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
origineel
B
uiteraard
C
vanzelfsprekend
Slide 29 - Quizvraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
periode
B
sinds
C
tijdperk
Slide 30 - Quizvraag
Klik op het woord dat niet in het rijtje past als je let op de betekenis.
A
imiteren
B
maken
C
produceren
Slide 31 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Jaar 1 H4 Woordenschat: een tegenstelling zoeken deel 1
Maart 2021
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
1MH Woordenschat H4 nakijken 6-9
April 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
1KGT H4 WS
Februari 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Dinsdag 12 januari 2021 Mavo H4 Woordenschat Tegenstellingen
Januari 2021
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Onderdeel 4 Tegenstelling
Augustus 2024
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
3.5 woorden
Maart 2022
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
Onderdeel 4 Tegenstelling
Februari 2024
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Herhaling deel 1
September 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2