H4 de industriële revolutie. 4.2 van handwerk naar machine
4.2 Van handwerk naar machine
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
4.2 Van handwerk naar machine
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Quizje
Lesdoelen
Uitleg
Opdrachten maken & bespreken
Quizje
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Industriële samenleving is...
A
Landbouw is voornaamste bestaansmiddel
B
Werken in fabrieken is voornaamste bestaansmiddel
C
Jagen en verzamelen is voornaamste bestaansmiddel
Slide 3 - Quizvraag
Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer begon de industriële revolutie
A
1953
B
1800
C
1844
D
2017
Slide 5 - Quizvraag
Wat hoort niet bij industrialisatie
A
Industrie
B
Landbouw
C
Treinen
D
Stoommachine
Slide 6 - Quizvraag
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een oorzaak voor de industrialisatie?
A
Nieuwe uitvindingen
B
Aanleg van infrastructuur
C
Engelse investeringen
Slide 8 - Quizvraag
Door de industrialisatie werd veel geld verdiend, de rijkdom werd eerlijk verdeeld.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
De industrialisatie begon in Nederland eerder dan in Engeland
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Lesdoelen
Je kan oorzaken benoemen van de industriële revolutie
Je kan gevolgen benoemen van de industriële revolutie
Je kan een definitie geven van de volgende begrippen: fabriek, huisnijverheid, industriële revolutie, industriële samenleving en massaproductie
Slide 11 - Tekstslide
Voordat er fabrieken kwamen:
Huisnijverheid: werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen
Vooral in de winter door wol tot stof te maken
Veranderde rond 1700 toen vraag naar katoen steeg
Spinners en wevers in de huisnijverheid konden de vraag naar katoenen stoffen niet bijhouden
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Voordat er fabrieken kwamen:
Uitvinders probeerde werktuigen te bedenken waarmee men sneller kon spinnen en weven.
Deze machines niet geschikt voor in de huiskamer
Machines werden in grote gebouwen gezet --> in de buurt van snelstromend water --> water als aandrijfkracht
Slide 14 - Tekstslide
Eerste fabrieken: bedrijf waar op grote schaal met machines producten worden gemaakt
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Industrialisatie = de opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan
Industrialisatie begon in Engeland
Slide 17 - Tekstslide
Oorzaken industrialisatie
18e eeuw --> Groei bevolking in Engeland door verbeteringen in landbouw
Vraag naar katoen groeide waardoor er meer fabrieken nodig waren
Werkloze boeren trokken naar industrie gebieden om werk te zoeken
Slide 18 - Tekstslide
Oorzaken industrialisatie
Rond 1700 stoommachine uitgevonden, werd later door James Watt verbeterd --> nu kon deze gebruikt worden voor spin- en weefmachines en voor stoomlocomotieven.
Industriële revolutie: grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoermiddelen aan het eind van de 18e en in 19e eeuw
Slide 19 - Tekstslide
Gevolgen industrialisatie
Van landbouw-stedelijke samenleving naar industriële samenleving (in de periode 1750 - 1850)
Industriële samenleving = samenleving waar industrie het voornaamste middel van bestaan is
Huisnijverheid maakt plaats voor massaproductie
Massaproductie = Met machines grote hoeveelheden van dezelfde producten maken
Slide 20 - Tekstslide
Gevolgen industrialisatie
Landelijke gebieden worden industriële gebieden met grote, dichtbevolkte steden
Betere verbinding over water en land --> kanalen aangelegd, spoorwegen aangelegd
Slide 21 - Tekstslide
Opdrachten maken
Paragraaf 2 van hoofdstuk 4
Opdracht 1 t/m 10
timer
15:00
Slide 22 - Tekstslide
Opdrachten bespreken
Slide 23 - Tekstslide
Huiswerk
H2A woensdag 4 december: H4.2 opdracht 1 t/m 10
H2B donderdag 5 december: H4.2 opdracht 1 t/m 10
Slide 24 - Tekstslide
Industriële samenleving is...
A
Landbouw is voornaamste bestaansmiddel
B
Werken in fabrieken is voornaamste bestaansmiddel
C
Jagen en verzamelen is voornaamste bestaansmiddel
Slide 25 - Quizvraag
Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
Slide 26 - Quizvraag
Wanneer begon de industriële revolutie
A
1953
B
1800
C
1844
D
2017
Slide 27 - Quizvraag
Wat hoort niet bij industrialisatie
A
Industrie
B
Landbouw
C
Treinen
D
Stoommachine
Slide 28 - Quizvraag
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een oorzaak voor de industrialisatie?
A
Nieuwe uitvindingen
B
Aanleg van infrastructuur
C
Engelse investeringen
Slide 30 - Quizvraag
Door de industrialisatie werd veel geld verdiend, de rijkdom werd eerlijk verdeeld.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
De industrialisatie begon in Nederland eerder dan in Engeland