Verhaalanalyse 4a 23-24

Verhaalanalyse
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse

Slide 1 - Tekstslide

Opzet
- Verhalen lezen + opdrachten 
- - Lezen Perenbomen bloeien wit
- Eigen verhaal schrijven (eindopdracht)

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van de lessenserie  kan ik uitleggen wat de literaire begrippen personages, perspectief, tijd, ruimte, thema en motieven inhouden, hier voorbeelden van geven en dit toepassen.
Aan het eind van de lessenserie kan ik uitleggen waarom verhalen/lezen belangrijk en nuttig zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Eindopdracht 
Het schrijven van een recensie
Creatieve schrijfopdracht 

Aan de hand van de theorie en andere verhalen werken aan onderdelen van je verhaal.


Slide 4 - Tekstslide

Vaste opzet
  • Korte uitleg theorie
  • Samen lezen verhaal a.d.h.v. verhaal koppeling theorie


Slide 5 - Tekstslide

Personages 
Round character/karakters: hoofdfiguren, je weet veel eigenschappen, persoonlijkheid, innerlijk en dynamisch, maakt een ontwikkeling door. 

Flat characters/type: ongecompliceerd personage, een of enkele kenmerkende eigenschappen, ontwikkelt zich niet, voornamelijk informatie over uiterlijk. 

Slide 6 - Tekstslide

Samen lezen: Dolly
Maarten Biesheuvel publiceerde honderden korte verhalen, verspreid over tientallen bundels. Sinds 2015 is er een prijs naar hem vernoemd, voor de beste verhalenbundel in de Nederlandse literatuur. ‘Om het korte verhaal de status te geven die het verdient’.

Slide 7 - Tekstslide

Welke personages staan centraal in het verhaal?

Leer je deze personages direct of indirect kennen?

Wie is de hoofdpersoon? Hoe weet je dat?


 

Slide 8 - Tekstslide

Welke personages staan centraal in het verhaal?

Slide 9 - Woordweb

Leer je deze personages direct of indirect kennen?

Slide 10 - Woordweb

Wie is de hoofdpersoon? Hoe weet je dat?

Slide 11 - Woordweb

Perspectief
Wie vertelt het verhaal? Dat is een belangrijke vraag bij de analyse van verhalen.

Waarom gebruikt een schrijver een bepaald perspectief? Is het om de lezer in verwarring te brengen, om de emoties beter voelbaar te maken, om spanning te creëren? Dat moet je je altijd afvragen. Dus niet alleen: welk perspectief, maar ook: waarom juist dit perspectief?



Slide 12 - Tekstslide

Perspectief
Personale verteller (hij/zij perspectief): De verteller speelt geen rol in de vertelde geschiedenis. Het verhaal is in de hij-vorm geschreven en deze hij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal. Vanuit zijn visie maakt de lezer alles mee. De lezer is dan ook op de hoogte van alles wat deze figuur denkt, doet, voelt. Wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend, dus ook de lezer niet.


Franz Kafka – De gedaanteverwisseling

Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantserachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer. ‘Wat is er met me gebeurd?’ dacht hij. Het was geen droom.

Slide 13 - Tekstslide

Perspectief
Ik-verteller: De verteller speelt een rol in de vertelde geschiedenis, maar ditmaal is het verhaal in de ik-vorm geschreven. Ik-perspectief lijkt op personale verteller, i.p.v. hij/zij staat er 'ik'. Dit perspectief kan onbetrouwbaarder zijn, er is maar één verteller. 



Kees van Beijnum – De oesters van Nam Kee

Ik kon me niet meer bewegen toen ik Thera voor het eerst zag. En daar is niets aan overdreven. Ik begon niet te zweten of te stotteren, nee, ik verstijfde. Dat was alles. Ik stond met twee rode, knipperende horentjes op mijn hoofd dicht bij de brug over de gracht en was nog niet in staat mijn pink te bewegen.

Slide 14 - Tekstslide

Perspectief
Auctoriale/alwetende verteller: speelt geen rol in het verhaal, staat buiten de gebeurtenissen, weet alles van ieder personage (verleden, heden, toekomst), hangt boven het verhaal. 





Gerard Reve – De avonden

Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.

Slide 15 - Tekstslide

Perspectief
Meervoudig perspectief/wisseling van perspectief: verhaal vanuit meerdere personages, kan meervoudig ik-perspectief zijn of meervoudig personaal perspectief, afwisselend door ander personage verteld.



Slide 16 - Tekstslide

Samen lezen 'Huilbaby'

In de vijftien verhalen van Halleluja ontdekken de personages dat elk begin een einde in zich draagt en dat een einde vaak, maar niet altijd, een nieuw begin inluidt. 

Annelies Verbeke (België, 1976) is een Vlaamse schrijfster. Ze debuteerde met de internationale bestseller Slaap! (2003). Naast haar romans en verhalen schrijft ze scenario’s en teksten voor theater. 

Slide 17 - Tekstslide

Huilbaby 
Wie is de hoofdpersoon? 
Wie zijn de bijpersonen?
Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven? 
Noem minimaal 2 dingen die je opvallen aan het verhaal. 

 

Slide 18 - Tekstslide

Ruimte
Topografische ruimte: plaats, land of gebied waar het verhaal afspeelt.

Historische tijd/ruimte: Jaar of periode verleden, heden en toekomst waar het verhaal zich afspeelt. 

Klimatologische omstandigheden: Weersomstandigheden die kunnen wisselen op basis van gebeurtenissen in het verhaal, 
Contrasterend of parallel
Past de ruimte bij de handeling, dan spreek je van overeenkomst tussen ruimte en handeling.

Een conflict zal bijvoorbeeld vaak uitgevochten worden tijdens onweer en een liefdesverhaal past beter op een palmenstrand dan op een industrieterrein.

Wanneer de ruimte niet past bij de handeling spreek je van contrast tussen ruimte en handeling. Je verwacht de handeling niet op de betreffende plaats.
Bijvoorbeeld: Eenzame personen verwacht je niet direct op een dancefeest.

Slide 19 - Tekstslide

Poep
Beschrijf de personages
Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven? 
Beschrijf de ruimte.
Heb je hier te maken met overeenkomst tussen ruimte en handeling of niet? Motiveer je antwoord.
Noem minimaal 2 dingen die je opvallen aan het verhaal. 
klaar? Schrijfopdracht+ Kwizl WW spelling

 

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdpersonage
'poep'?

Slide 21 - Woordweb

Perspectief
'poep'?

Slide 22 - Woordweb

Ruimte
'poep'

Slide 23 - Woordweb

Tijd
Verteltijd: tijd die de schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen, wordt uitgedrukt in aantal regels, pagina's of tijd die het in beslag neemt om te lezen. 

Vertelde tijd: tijd die aangeeft hoelang gebeurtenissen in het verhaal hebben geduurd, uitgedrukt in minuten, uren, dagen, jaren.

Slide 24 - Tekstslide

Tijd
Chronologisch: gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarop ze zich hebben afgespeeld. 

Niet-chronologisch: wanneer een of meerdere passages de logische tijdsvolgorde onderbreken. 

Flashback:  een blik terug in de tijd 

Flash forward: een blik in de toekomst. 

Slide 25 - Tekstslide

Tijd
ab ovo (uit het ei): verhaal begint vanaf het begin

In medias res: Je verhaal begint midden in de actie. Wat er precies aan deze gebeurtenis voorafging, maak je pas later duidelijk.

Post rem: Je verhaal start aan het einde van de gebeurtenissen, wat normaal de ontknoping is. Vervolgens ga je terug in de tijd om te vertellen hoe deze situatie is ontstaan.

Slide 26 - Tekstslide

Tijd
Inleiding: het verhaal  begint met een korte introductie van het verhaal, personages, ruimte of vertelsituatie. 

Open einde: einde/afloop is niet duidelijk, men kan deze zelf invullen, er zijn meerdere mogelijkheden.

Gesloten einde: verhaal heeft duidelijk einde, geen mogelijkheid tot invulling. 

Slide 27 - Tekstslide

De dood
Beschrijf de personages. 
Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven? 
Beschrijf de ruimte.
Geef een uitgebreide beschrijving van tijd.

 

Slide 28 - Tekstslide

Motieven en thema
Verhaalmotief: iets dat herhaaldelijk terugkomt in het verhaal, gebeurtenissen die bij elkaar horen, hebben symbolische betekenis. 
Abstract motief: abstracte/ongrijpbare begrippen, vertaling van verhaalmotieven naar abstracte termen.
Grondmotief/thema: korte aanduiding centraal probleem, vaak één zin waarin alle motieven worden beschreven. 

Slide 29 - Tekstslide

Samen lezen 'Een bord spaghetti' 



Adriaan van Dis is een Nederlandse auteur, journalist en televisiepresentator, die in 1983 als schrijver debuteerde met de novelle Nathan Sid. Zijn recentste werk is Vijf vrolijke verhalen.

Slide 30 - Tekstslide

Motieven
'Een bord spaghetti'?

Slide 31 - Woordweb

Thema
'Een bord spaghetti'?

Slide 32 - Woordweb

Samen lezen 'Het adres'

Marga Minco, pseudoniem van Sara Voeten-Menco, is een Nederlandse schrijfster van 'humoristische en absurdistische verhalen en suggestieve, sobere vertellingen'. Haar veel vertaalde oorlogskroniek Het bittere kruid is een klassieker uit de Europese literatuur over de Tweede Wereldoorlog.

Slide 33 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over het personage van Ilham

Slide 34 - Open vraag

Wat kun je zeggen over het personage van Thouraya

Slide 35 - Open vraag

Welke veranderingen in tijd heb je gezien tussen de hoofdstukken?

Slide 36 - Open vraag

Welke ruimtes (plekken, steden, gebieden) zijn belangrijk?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Kies twee woorden uit die jij vindt passen bij het verhaal: fictie, non-fictie, realistisch, niet-realistisch/fantasie, literatuur, lectuur. Leg per woord met een voorbeeld uit het verhaal uit waarom jij dat vindt.

Slide 40 - Open vraag

Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?

Slide 41 - Open vraag

Van welke persoon/personen krijgen wij de gedachten en gevoelens te lezen?
A
Martin
B
Jihad
C
Preben Hvid

Slide 42 - Quizvraag

Geef een citaat uit de tekst waar je gedachten of gevoelens van deze persoon/personen te lezen krijgt.

Slide 43 - Open vraag

Vanuit welk perspectief/ vertelstandpunt is het verhaal geschreven?
A
Ik-verteller
B
Personale verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudige vertelsituatie

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Flat karakters hebben meestal maar één typerende karaktertrek. Welke zie je terug in het verhaal?

Slide 46 - Open vraag