Stap 1: Noteer de PV (van tijd veranderen/vraagzin)
Stap 2: Noteer het OW (stel de vraag: wie/wat + PV?)
Stap 3: Noteer het WG (PV + alle andere werkwoorden uit de zin)
Stap 4: Noteer het LV (stel de vraag: wat + WG + OW?)
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.
- PV = mag
- OW = Daniëlle
- WG = mag overhandigen, LV = deze bos bloemen