28. Thema 3, week 4, les 17 en 20 Hoofdletter en ww met vast voorzetsel

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Aan het begin van de zin:
Morgen ga ik naar de dierentuin. 

Hoge komma (apostrof) ' :
het tweede woord begint met de hoofdletter, niet de S!
's Morgens ga ik altijd hardlopen
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Aan het begin van de zin:
Morgen ga ik naar de dierentuin. 

Hoge komma (apostrof) ' :
het tweede woord begint met de hoofdletter, niet de S!
's Morgens ga ik altijd hardlopen

Slide 1 - Tekstslide


Namen schrijf je met een hoofdletter
Voorletters + achternaam:

Straatnamen

Aardrijkskundige namen


Namen van clubs


.
Peter
H. van Boxtel 

Lindelaan

Overijssel, Noord-Holland, de Rijn, Atlantische Oceaan

PSV, Ajax,
Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Tekstslide


Namen van volkeren, talen, inwoners van landen:

Namen van bedrijven en merken

Namen van boeken en films

Feestdagen

Gebeurtenissen uit de geschiedenis


.
Nederlander, Arabier, Eskimo
De man uit Friesland is een Fries.

Coca Cola, Rabobank, Hema

de Waanzinnige Boomhut

Kerst, Pasen, Suikerfeest

de Tweede Wereldoorlog, de Gouden Eeuw
Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 3 - Tekstslide

Geen hoofdletter
namen van dagen, maandag, dinsdag

maanden, december, januari

windstreken, noorden, oosten, zuiden, westen

jaargetijden: zomer, herfst, winter, lente

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

Slide 5 - Open vraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

Slide 6 - Open vraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

Slide 7 - Open vraag

Zet hoofdletters waar dat moet.
morgen begint de kermis.

morgen begin de kermis.

Slide 8 - Open vraag

Juist of onjuist:

Mieke gaat met kerstmis naar Italië
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Juist of onjuist

'S avonds begon het feest
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Juist of onjuist

In april is het Pasen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
's Middags begin ik om twee uur
B
'S middags begin ik om twee uur

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Zondag
B
zondag

Slide 13 - Quizvraag

Voorzetsels

Slide 14 - Woordweb

Welk voorzetsel past op de stippellijn
Ik breng een bezoek .... de sterrenwacht.
A
aan
B
bij
C
in
D
over

Slide 15 - Quizvraag

Welk voorzetsel past op de stippellijn
Ik ben dol .... sciencefiction boeken.
A
op
B
voor
C
in
D
tot

Slide 16 - Quizvraag

Welk voorzetsel past op de stippellijn
Vanavond kijken we ...... de sterrenhemel.
A
naar
B
van

Slide 17 - Quizvraag

Welk voorzetsel past op de stippellijn
Er draait een leuke film ..... de bisocoop.
A
op
B
voor
C
in
D
tot

Slide 18 - Quizvraag

Prima:
Nu hebben we in onze taal werkwoorden met daarbij voorzetsels aan vastgemaakt.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wij zoeken ....... de ster.
A
naar
B
over
C
op
D
tot

Slide 21 - Quizvraag

Daan vertelt ..... een telescoop.
A
naar
B
over
C
in
D
tot

Slide 22 - Quizvraag

De raket vertrekt                de aarde.
De astronaut zit               de capsule.
Hij landt               de maan.
Welke voorzetsels horen op de lege plek?
....
....
....
om
van
in
met
aan
op

Slide 23 - Sleepvraag

kijken ......
A
van
B
naar
C
met
D
om

Slide 24 - Quizvraag

Stoppen .......
A
om
B
van
C
naar
D
met

Slide 25 - Quizvraag

horen ....
A
over
B
naar
C
om
D
op

Slide 26 - Quizvraag

denken .......
A
op
B
aan
C
om
D
naar

Slide 27 - Quizvraag

bedanken
A
in
B
naar
C
voor
D
met

Slide 28 - Quizvraag

benieuwd zijn
A
in
B
naar
C
voor
D
met

Slide 29 - Quizvraag

denken
A
aan
B
in
C
op
D
naar

Slide 30 - Quizvraag

drukken
A
aan
B
in
C
op
D
naar

Slide 31 - Quizvraag

gaan
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 32 - Quizvraag

genieten
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 33 - Quizvraag

geven
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 34 - Quizvraag

houden
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 35 - Quizvraag

interesse hebben
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 36 - Quizvraag

Kijken
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 37 - Quizvraag

klagen
A
voor
B
op
C
over
D
met

Slide 38 - Quizvraag

komen
A
uit
B
voor
C
over
D
van

Slide 39 - Quizvraag

krijgen
A
uit
B
voor
C
over
D
van

Slide 40 - Quizvraag

luisteren
A
aan
B
van
C
in
D
naar

Slide 41 - Quizvraag

omgaan
A
aan
B
met
C
tegen
D
over

Slide 42 - Quizvraag

sparen
A
voor
B
over
C
met
D
aan

Slide 43 - Quizvraag

stoppen
A
naar
B
in
C
tegen
D
over

Slide 44 - Quizvraag

verdergaan
A
voor
B
over
C
aan
D
met

Slide 45 - Quizvraag

wachten
A
over
B
naar
C
op
D
in

Slide 46 - Quizvraag

wennen
A
aan
B
met
C
op
D
uit

Slide 47 - Quizvraag

zeggen
A
aan
B
tegen
C
naar
D
met

Slide 48 - Quizvraag

zich zorgen maken
A
over
B
voor
C
tegen
D
aan

Slide 49 - Quizvraag

zin hebben
A
naar
B
in
C
op
D
aan

Slide 50 - Quizvraag

zorgen
A
met
B
aan
C
over
D
voor

Slide 51 - Quizvraag

zich storen
A
in
B
over
C
door
D
aan

Slide 52 - Quizvraag

Taal
Thema 3, week 4

Les 17 - 15 x plussen
Les 20 - 10 x plussen

Slide 53 - Tekstslide