§10.5 - Verbanden en grafieken

§10.5 Verbanden en grafieken
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§10.5 Verbanden en grafieken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Hoofdstuk 10
10.1 Lineair verband
Ik kan een lineaire formule herkennen uit een tabel, de vorm van de grafiek en de vorm van de formule.

10.2 Kwadratische verband
Ik kan een kwadratische verband herkennen uit een tabel en uit de vorm van een grafiek.
Ik kan de grafiek van een kwadratische verband tekenen m.b.v. een formule en een tabel.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
10.3 Wortelverband
Ik kan een wortelverband herkennen uit een formule. 
Ik kan een wortelverband tekenen m.b.v. een tabel en formule.

10.4 Periodiek verband
Ik kan een periodieke verband beschrijven uit een grafiek m.b.v. de begrippen: periode, minimum en maximum.

10.5 Verbanden en grafieken = vandaag
Ik kan verschillende verbanden herkennen uit een grafiek en uit een formule

Slide 3 - Tekstslide

Verklaar waarom er bij de tabel hieronder
een lineaire verband hoort

Slide 4 - Woordweb

Wat is het hellingsgetal
en startgetal bij deze formule?
y = 100 - 25t

Slide 5 - Woordweb

t=p25
Reken t uit als p = -4
Reken t uit als p = 10

Slide 6 - Woordweb

Schrijf de volgende formule
korter m.b.v een kwadraat:
h = -0,5 x t x t - 30

Slide 7 - Woordweb

Waarom is deze formule een
kwadratische verband?

h=2,5x21,5
A
Er zit een 1,5 in
B
Je doet keer 2,5.
C
Er zit een min in
D
Er zit een kwadraat in

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet de grafiek
van een kwadratische verband?

Slide 9 - Woordweb

Laat zien dat de tabel hiernaast hoort
bij een kwadratische verband.
Maak er een foto van en lever in.

Slide 10 - Open vraag

y=25+50p+10
Waarom is dit een wortelverband?

Slide 11 - Woordweb

Wat gaat voor in deze berekening?

y=25+50p+10
A
eerst 25 + 50, dan keer p dan de wortel dan +10
B
eerst 50 keer p dan +25 dan de wortel, daarna +10
C
eerst de wortel dan keer p daarna +10
D
eerst 50 keer p dan +10 dan de wortel, daarna +10

Slide 12 - Quizvraag

y=25+50p+10
Reken y uit als p = 6 en p = 10.
Rond af op 1 decimaal.

Slide 13 - Woordweb

Leg uit waarom hiernaast een wortelverband te zien is.

Slide 14 - Open vraag

Welke van de vier grafieken hiernaast hoort bij een wortelverband?

Slide 15 - Open vraag

Welke van de vier grafieken hiernaast hoort bij een kwadratische verband?

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent het als we zeggen:
"De periode bij dit
verband is 10 seconden".

Slide 17 - Woordweb

Vul in:
Om de .... minuten herhaalt de grafiek zich, dus de periode is .... minuten.
A
10 5
B
5 10
C
5 5
D
10 10

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de periode van de rode grafiek?
Wat is het minimum en maximum van de rode grafiek?
A
periode: 3 seconden minimum: 3 maximum: 4
B
periode: 8 seconden minimum: 3 maximum: 5
C
periode: 8 seconden minimum: 3 maximum: 4
D
periode: 3 seconden minimum: 3 maximum: 5

Slide 19 - Quizvraag

10.5 Verbanden en grafieken
Leerdoelen
Ik kan verschillende verbanden herkennen uit een grafiek en uit een formule.



Slide 20 - Tekstslide

Hoe zien verbanden er uit in een grafiek?
Een lineaire verband is altijd een rechte lijn.
Een kwadratische verband heeft altijd de vorm van een parabool.
Een wortelverband stijgt eerst snel en daarna minder snel.
Een periodiek verband heeft delen die zich steeds herhalen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Welke uitspraken zijn waar?
A
1 is een kwadratische verband 2 is een lineaire verband 3 is een wortelverband
B
1 is een periodieke verband 2 is een lineaire verband 3 is een kwadratische verband
C
1 is een wortelverband 2 is een lineaire verband 3 is een kwadratische verband
D
1 is een wortelverband 2 is een lineaire verband 3 is een periodieke verband

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zien verbanden er uit in een formule?
Een lineaire verband heeft altijd een hellingsgetal en startgetal.
Een kwadratische verband heeft altijd een kwadraat.
Een wortelverband heeft een wortelteken.

Slide 24 - Tekstslide

Welke uitspraken zijn waar?

1

2
p=4+t
y=4m2+3
A
1 is een wortelverband 2 is een lineaire verband
B
1 is een wortelverband 2 is een periodieke verband
C
1 is een wortelverband 2 is een kwadratische
D
1 is een kwadratische verband 2 is een lineaire verband

Slide 25 - Quizvraag

Grafiek 3 hoort bij
formule A.
Leg uit waarom dit zo is.
Gebruik de woorden start- en hellingsgetal.

Slide 26 - Open vraag

Al deze grafieken zijn lineaire.
Grafiek 2 hoort bij de formule: y = 2 + 0,5x
Leg uit waarom dit zo is.
Gebruik de woorden start- en hellingsgetal.

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag
Maken opgaven 26 t/m 31 (blz. 140/143)
IN PLAATS VAN 27 MAAK JE U8

Slide 28 - Tekstslide

Enquete Leerdoelen
Geef in de volgende slides aan hoe je er voor staat bij de afgelopen leerdoelen.

Slide 29 - Tekstslide

Ik kan een lineaire formule herkennen uit een tabel, de vorm van de grafiek en de vorm van de formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik kan een kwadratische verband herkennen uit een tabel en uit de vorm van een grafiek.

😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik kan de grafiek van een kwadratische verband tekenen m.b.v. een formule en een tabel.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Ik kan een wortelverband herkennen uit een formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Ik kan een wortelverband tekenen m.b.v. een tabel en formule.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik kan een periodieke verband beschrijven uit een grafiek m.b.v. de begrippen: periode, minimum en maximum.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan verschillende verbanden herkennen uit een grafiek en uit een formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Zelfstandig werken
Je hebt gewerkt aan de voorbereiding van
10.5 Verbanden en grafieken
Ga nu aan de slag met 
1. De oefentoets H.10 online
2. H. 11 par. 1

Slide 37 - Tekstslide