Themales 3.5

Themales 3.5
Lenen of sparen 
Deel berekenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Themales 3.5
Lenen of sparen 
Deel berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les? 3.4
Pi = ???



Omtrek
Formules 
Alleen formules rechte figuren kennen

Slide 2 - Tekstslide

Rekendoelen

Je kunt bij een gegeven percentage berekenen hoeveel het is.
Je kunt bij een gegeven deel van een geheel berekenen welk percentage dat is.
Je kunt schattend en precies delen van hoeveelheden vergelijken door te rekenen met procenten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke redenen kunnen de oorzaak zijn dat jongeren schulden hebben?

Slide 5 - Woordweb

Hoeveel is de huidige rente als je bij ABN Ambro tussen de
5000 en 7500 euro leent?
A
7,9-9,8%
B
8,1-10%
C
9,1-11%
D
11,2-13,1%

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een lening?

Slide 7 - Woordweb

Rood staan
Als je nul euro op je bankrekening hebt staan en toch kan betalen of geld op kan nemen. 
Je staat dan in de min en leent het geld van de bank.
Je moet dit bij de bank aanvragen.

Slide 8 - Tekstslide

Rente
 Over het bedrag dat je rood staat moet je rente betalen. De rente hiervoor is hoger dan bij andere leningen. Rood staan is dan ook een dure lening als je langere tijd rood staat.  



>regelmatig je saldo te checken voorkomt je dat je per ongeluk in de min komt en flinke rente terug moet betalen. 


Slide 9 - Tekstslide

BKR
Als je meer dan 10% van het afgesproken bedrag rood staat, of het bedrag is €250 of meer en je staat langer rood dan afgesproken,
wordt je achterstand gemeld bij het Bureau Krediet Registratie (BKR).

Zij houden een overzicht bij van alle leningen, bijv. rood staan of het afsluiten van een telefoonabonnement met een telefoon die je moet afbetalen. 
Degene bij wie je de lening afsluit geeft je lening door aan het BKR. Niet alle leningen worden geregistreerd bij het BKR, bijvoorbeeld een huurachterstand of studieschuld komen niet in het overzicht te staan. 

Slide 10 - Tekstslide


Voor diegenen die sparen:
Hoe veel spaar je (ongeveer) per maand?
<25 euro
25 tot 75 euro
> 75 euro

Slide 11 - Poll

Deel van het geheel berekenen
Manier 1)      totaal : 100 x percentage
of
Manier 2)    vermenigvuldigingsfactor

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel mannelijke mbo-studenten komen er uit Groningen?

In 2021 waren er 999.180 studenten ingeschreven binnen het mbo en hbo.
Van deze groep stond 51% ingeschreven bij het mbo.
Daarvan was 50% van het mannelijk geslacht.
Van deze mannen kwam 3,5% uit Groningen.


Slide 13 - Tekstslide

Manier 1

Aantal mbo'ers:
999.180 : 100 × 51 = 509.581,8
Aantal mannelijke mbo'ers:
509.581,8 : 100 × 50 = 254.790,9
Aantal mannelijke mbo'ers uit Groningen:
254.790,9 : 100 × 3,5 = 8917,6815

Afgerond: 8918


Manier 2

Bedenk eerst met welke factoren je rekent:
51%, dus keer 0,51
50%, dus keer 0,50
3,5%, dus keer 0,035
999.180 × 0,51 × 0,50 × 0,035 = 8917,6815

Afgerond: 8918

Slide 14 - Tekstslide

Berekenen van percentage van deel van het geheel


Deel : totaal x 100 = % deel van het geel

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel procent winst na vier maanden?


Floris heeft in januari voor € 5.000 aan bitcoin gekocht.

 
In de tabel zie je de waarde van zijn belegging in de eerste vier maanden.

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord
Na vier maanden heeft Floris 
€ 5.575,84 – € 5.000 = € 575,84 winst.

Dat is 575,84 : 5.000 × 100 = 11,52% (afgerond)

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel procent verlies in de maand mei?


Floris heeft in januari voor € 5.000 aan bitcoin gekocht.

 
In de tabel zie je de waarde van zijn belegging in de eerste vier maanden.

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord
Het verlies in mei is 
€ 8.772,56 – € 5.575,84 = € 3.196,72

Dat is 3.196,72 : 8.772,56 × 100 = 36,44% (afgerond)

Slide 19 - Tekstslide

Percentages vergelijken
Als je getallen of bedragen met elkaar wilt vergelijken, kun je dit doen met behulp van percentages. 

Je vraagt je dan af: wat is procentueel het meest of het minst.
 
Of je rekent terug naar absolute bedragen.

Slide 20 - Tekstslide

Wie gaat er in procenten het meest op vooruit?

Joran en Dieke zijn collega's en verdienen allebei € 19 per uur. Per 1 januari krijgen ze een loonsverhoging van 2,3%.
Joran werkt 16 uur per week. Per 1 januari wil hij alleen nog onregelmatige diensten werken. Hij krijgt daarvoor een opslag van 44%.
Dieke werkt 24 uur per week, maar wil per 1 januari 25% meer gaan werken.

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord
Joran: 1,023 × 1,44 = 1,473; hij gaat er 47,3% op vooruit.

Dieke: 1,023 × 1,25 = 1,279; zij gaat er 27,9% op vooruit.

Slide 22 - Tekstslide

Wie gaat er in euro's het meest op vooruit?


Joran en Dieke zijn collega's en verdienen allebei € 19 per uur. Per 1 januari krijgen ze een loonsverhoging van 2,3%.
Joran werkt 16 uur per week. Per 1 januari wil hij alleen nog onregelmatige diensten werken. Hij krijgt daarvoor een opslag van 44%.
Dieke werkt 24 uur per week, maar wil per 1 januari 25% meer gaan werken.

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord
Joran: 16 × € 19 × 0,473 = € 143,80

Dieke: 24 × € 19 × 0,279 = € 127,22

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag thema les 3.5
Opdracht 1 t/m 6 
Test jezelf

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer reken jij met procenten?

Slide 26 - Woordweb

Afsluiting
Volgende les: 3.6 
Party plannen (oppervlakte)

Slide 27 - Tekstslide