S8 Socialisatie - deel 1

1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
Psychologie/sociologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 3 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Begin om te lachen

Slide 3 - Link

korte reportage van het Journaal over Influencers
Intro
  • Volgen jullie influencers op sociale media?
  • Welke influencers volgen jullie?
  • Zijn influencers belangrijk voor jou? Waarom wel/niet?
  • Hoe weet je of een influencer een bepaald product/dienst echt goed vindt of enkel reclame maakt omdat hij/zij betaald wordt?
  • Vinden jullie influencers een meerwaarde voor de maatschappij? Waarom wel/niet?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Oef. 1:  Lees de situatie en noteer kort je mening.


  • Jouw reactie op dit verhaal wordt gestuurd door de waarden waarmee je bent opgegroeid.

  • Wat  is dat? Een waarde?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Waarden = 
- algemene
- abstracte
- richtlijnen

= uitdrukking wat in een samenleving wordt beschouwd als goed en waard om  na te streven.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Oef. 2:  Welke waarde staat centraal in het artikel en bepaalt jouw reactie?
  • rechtvaardigheid
  • eerlijkheid
  • solidariteit

Om waarden te kunnen realiseren, worden normen
opgesteld.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Normen =
- concrete gedragsregels
- om waarden in de samenleving te realiseren
(om ze te vertalen naar de praktijk)





Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Norm: Als de trein aankomt, wacht je even tot de mensen uitgestapt zijn, alvorens zelf in te stappen.
Waarde: Geduld

Norm: Als je in- en uit de lift stapt, groet je netjes de anderen in de lift.
Waarde: Vriendelijkheid, Beleefdheid

Norm: Als iemand achter je in de rij voor de kassa maar één artikel wil afrekenen, terwijl jij een hele kar vol hebt, vraag je of die persoon even voor wilt.
Waarde: Vriendelijkheid

Norm: In een rij wacht je netjes tot je aan de beurt bent.
Waarde: Geduld, Respect

Norm: Je staat op voor ouderen of zwangere vrouwen, bijv, in het openbaar vervoer.
Waarde: Respect voor ouderen / anderen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden: soorten normen p. 110
  • Formele normen
- schriftelijk vastgelegd
- sancties
- vb. 'bij dit bord mag je niet parkeren/stilstaan', 'als je corona hebt, moet je thuisblijven tot de symptomen weg zijn'
  • Informele normen
- niet in wetten vastgelegd
- maar: meesten vinden dat ze wél nageleefd moeten worden
- geen formele bestraffing maar mogelijks 'maatschappelijke bestraffing' (scheve blik)
- vb. 'je houdt de deur open voor degene die achter jou komt', 'je steekt je hand op naar iemand die je laat voorgaan in het verkeer'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden p. 109
Normen en waarden -> onlosmakelijk met elkaar verbonden:
- 1 waarde: verschillende normen
- 1 norm: meerdere waarden

Bereid nu in groepjes oefeningen
3, 4, 5, 6
p. 110-111 voor!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden: oef. 3 p. 110




  • Oef. 4 p. 110
  • Het gaat om informele normen. Wie deze normen niet volgt, wordt niet formeel gestraft

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden: oef. 5 p. 110

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden: oef. 6 p. 111

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn normen en waarden?
A
Normen zijn opvattingen over wat belangrijk is en waarden zijn gedragsregels.
B
Waarden zijn gedragsregels en normen zijn opvattingen over wat belangrijk is.
C
Normen en waarden zijn hetzelfde.
D
Waarden zijn opvattingen over wat belangrijk is en normen zijn gedragsregels die gebaseerd zijn op waarden.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden - Wat is waar?
A
Normen zijn de regels van jouw hart
B
Waarden zijn de regels van de groep.
C
Normen staan in de wet.
D
Waarden geven aan wat je belangrijk vindt.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
Niet vreemdgaan
A
Norm
B
Waarde

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?:
Trouw
A
Norm
B
Waarde

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden normen en waarden aangeleerd?
A
door ervaringen in het verleden
B
door genetische aanleg
C
door opvoeding en socialisatie
D
door imitatie van rolmodellen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
eerlijkheid
A
norm
B
waarde

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
respect
A
norm
B
waarde

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
Leerkracht aanspreken met 'mevrouw' of 'meneer'.
A
norm
B
waarde

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over normen en waarden?
A
Een waarde komt voort uit een norm.
B
Normen en waarden zijn synoniemen.
C
Waarden zijn belangrijker dan normen.
D
Een norm komt voort uit een waarde.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
vriendelijkheid
A
norm
B
waarde

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moeten er altijd normen en waarden zijn?
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wie leer je normen en waarden? :
A
vrienden
B
thuis
C
door je geloof
D
door de overheid

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
vrijheid
A
norm
B
waarde

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn 3 belangrijke waarden voor mij?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. Normen en waarden: nu jullie!
Jullie krijgen kaartjes met een waarde en norm op:
- als er een hartje op staat, speel je de situatie zoals het hoort;
- staat er een kruis op, speel je de situatie zoals het niet hoort.

Bereid jullie 2 minuutjes voor.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties p. 111
Instituties = maatschappelijke systemen
• waarden realiseren via normen
• doorgeven van ene generatie op volgende

 Bv. grote institutie: school, media, gerecht, kerk...
 Bv. kleine institutie: gezin...

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: oef. 7 p. 111
School = voorbeeld van een institutie 
Waar zouden de normen en waarden van de school duidelijk weergegeven worden, denk je?

GROEPSWERK:
  • Ga via Smartschool (Vakken - L Mijn campus) op zoek naar het schoolreglement.
  • In deel II (Algemeen) ga je een aantal voorbeelden zoeken  van waarden in onze school en ook de bijhorende normen.
  • Noteer in het kader van oef. 7. Schrijf in potlood als je niet zeker bent.
  • Je hebt hier ongeveer 10 minuten voor.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: oef. 7 p. 111

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: extra tekst
Ga naar Classroom en lees de tekst (uit de link) die hoort bij oefening 7. 
Zet je nu in groepjes en bespreek de volgende stellingen. Achteraf moet één woordvoerder van je groep vertellen wat jullie vonden. Laat dus iemand kort jullie mening noteren.
  • Ben je akkoord met dit meisje of eerder niet? Beargumenteer ook waarom wel/niet.
  • Zoek naar de verschillende waarden en bijpassende normen van de school in kwestie.
  • Geef 1 duidelijk voorbeeld dat je gevonden hebt.

Jullie krijgen hier nu 5 à 10 minuten voor.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: kenmerken p. 112
Een institutie:

  • bepaalt de doelen en de manier waarop deze doelen gerealiseerd moeten worden
  • bepaalt wie wat doet en onderlinge verhoudingen tussen leden
  • laat netwerken tussen mensen ontstaan (doordat doelen op een voorgeschreven manier gerealiseerd worden) -> kerngroep
  • bestraft wie afwijkt van de regels
  • schept verwachtingen t.a.v. mensen met wie men samen doelen probeert te realiseren

Maak  nu oef. 8 per twee. Zodadelijk verbeteren we samen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: kenmerken oef. 8 p. 112

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: kenmerken oef. 9 + 10 p. 112
Functies
• stabiliteit in de maatschappij
• bevrijdende invloed --> niet zoeken naar gepast gedrag

MAAR soms houdt institutie ook beperking in -->  gedrag in vaste banen
Pas dat toe op de institutie ‘school’ (zie oef. 9 + 10 p. 112)



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Instituties: kenmerken oef. 9 + 10 p. 112
Oef. 9: Pas dat toe op de institutie 'school' (stabiliteit + bevrijdende invloed).
  • Als leerling weet je al snel hoe je je moet gedragen. Omdat er al heel wat vastligt, hoef je je als leerling geen zorgen te maken over het lesrooster, de klaslokalen, de te kennen leerstof...

Oef. 10: Pas dat toe op de institutie 'school' (beperking).
  • Net omdat er al heel wat vastligt, is de keuzevrijheid beperkt. Als leerling moet je je gedragen volgens de regels die vooraf bepaald worden. Er is maw geen of weinig vrijheid rond bvb. kledingvoorschriften of GSM-gebruik.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie p. 113
Socialisatie =
• waarden, normen, kennis, gewoonten, vaardigheden leren
• nodig om te functioneren in maatschappij
= langdurig proces binnen aantal belangrijke instituties

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie p. 113
Soorten socialisatie =
Enculturatie
  • cultuuroverdracht binnen maatschappij waarin mensen geboren zijn -> vanaf geboorte en levenslang
  • via observatie van en interactie met anderen uit omgeving
  • primaire, secundaire en tertiaire socialisatie


Acculturatie =
• cultuuroverdracht op mensen die al in andere cultuur zijn gevormd
• Bv migranten

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                  3. Socialisatie p. 113
Lees de verhalende opener op p. 110.

Gaat  het hier over enculturatie of 
acculturatie?
Leg ook uit waarom je dat vindt.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie p. 113
Bekijk het fragment van Bhutan: Hapiness is a place to be
Bhutan is een klein land in Azië:
- Wil eigen cultuur behouden.
- Eigen cultuur houden leidt tot gelukkig maken van de eigen bevolking.
- Tot in 1974 mochten geen toeristen binnen.


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Link

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie: oef. 11 p. 113
Geef een aantal voorbeelden van normen die een nieuwe 
burger in Bhutan moet aanleren.
  • Er worden geen plastic zakken gebruikt.
  • Roken is verboden.
  • Er zijn andere verkeersregels.

Is dit nu enculturatie of acculturatie, denk je?
Waarom?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie
Je krijgt van je leerkracht een blad met een aantal stellingen.
Vul in van welke factor(en) je bepaalde zaken hebt overgenomen.
Het kan zijn dat je bij sommige stellingen meerdere antwoorden geeft.

Bereid dit even voor en dadelijk bespreken we.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Socialisatie
Het proces waarbij je waarden en normen overneemt; je cultuur-componenten van jouw cultuur eigen maakt, noemen we socialisatie
Dat verloopt in drie niveaus
  • primair (gezin)
  • secundair (school, vrienden, jeugdbeweging, sportclub)
  • tertiair (massamedia, reclame, social media)

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Primaire socialisatie p. 113-119
Primaire socialisatie = aanleren van algemene gedragingen eigen aan een bepaalde cultuur

Oef. 12: Welke institutie speelt daarbij een belangrijke rol?
  • Het gezin.
Oef. 13: Welke waarden krijgt het kind er mee?
  • beleefdheid, gehoorzaamheid, eerlijkheid...
Oef. 13: Welke vaardigheden leert het kind er aan?
  • met mes en vork eten, zindelijk worden, leren praten...

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium p. 114
Primaire socialisatie in 2 stadia en voorbereidende fase:
1. voorbereidende fase -> onbewust gedrag leren door imitatie




2. play-stadium (identificeren)
3. game-stadium
(internaliseren)

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium p. 114
Play-stadium:
  •  rond de leeftijd van 3 jaar (wanneer kinderen zich gaan identificeren met anderen)
  • wordt ook wel speelfase genoemd
  • fase waarin de kleuter de rol speelt van een belangrijke persoon (= significant other) uit zijn onmiddellijke omgeving, maar ook die van zichzelf (door te reageren op het gedrag van de significant other)

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium p. 114
Oef. 14 p. 114: Pas het principe toe op de foto op p. 114.
  • In het spel zijn er 2  rollen: die van de moeder en van het kind. Het kind speelt de rol van haar moeder. De pop neemt de rol in van de kleuter zelf.

Kenmerken play-stadium:
  • dialoog in fantasiespel (opmerkingen van beide rollen)
  • kind leert zichzelf te zien door de ogen van een ander
  • start zelfbewustzijn ('self')
  • vorming zelfbeeld (doordat we andermans reacties op ons willen begrijpen)



Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium p. 114
Game-stadium:
  •  vanaf 5 jaar
  • kind speelt meerdere rollen 
  • kind speelt met anderen samen
  • rollen moeten in groter geheel georganiseerd worden
  • vooraf worden rollen besproken en verdeeld -> wie zich niet houdt aan de afspraak wordt uitgesloten
  • alle rollen met daarbij horende rechten, plichten en verwachtingen vormen samen de spelregels
  • kind leert zich tijdens spel zien vanuit standpunt van andere spelers; eigenlijk vanuit groep als geheel = generalized other
  • na heel vaak spelen -> spelregels, waarden, normen zijn geïnternaliseerd

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium p. 114

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.1.1 Play-en-game-stadium: oef. 15 p. 115
Welke ongeschreven regels zouden kunnen worden doorbroken/geschonden in de onderstaande situaties?
  • te dicht bij onbekenden gaan staan in de lift
  • vuilnis op de grond gooien

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.2 Het gezin p. 115
Primaire socialisatie -> vooral in gezin

Kinderboeken voorlezen = gebeurtenissen, handelingen bepalen denken en opvattingen wereld van het kind
  • Wie herkent het voorleesmoment als een belangrijk moment uit zijn eigen kindertijd?
  • Welke kinderboeken/verhaaltjes zijn bijgebleven? Waarom net die?


Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.2 Het gezin: oef. 14 p. 115
Bekijk het fragment uit De fiets van Fien. Wat kan een kind uit dit fragment leren?
  • je moet voorzichtig zijn (en dus mag je niet te snel rijden)
  • je moet elkaar helpen
  • je moet iemand bedanken als die je geholpen heeft
  • ...

Lees nu samen de rest van de theorie p. 115-116




Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1.2 Het gezin
VRAAG: Welke invloed hebben jouw ouders op jou gehad? Kan je het uitleggen met een aantal voorbeelden/situaties?

Oef. 17 p. 117-118:
  • lees de situaties (A-B-C) - de oranje kaders NOG NIET LEZEN
  • verzin met je groepje een aantal tips voor de ouders
  • je hebt ongeveer 10 minuten om tips te vinden voor de 3 situaties
  • daarna bespreken we samen jullie tips en de mening van de opvoedingsdeskundigen
  • welke opvoedingsstijl komt hier het meest naar voor?

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies