Les articles les 1 (indéfinis / définis / partitifs)
Wat zijn lidwoorden?
1 / 45
Onderdelen in deze les
Wat zijn lidwoorden?
Slide 1 - Woordweb
Wat is het verschil tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Nederlands?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het meervoud van:
een hond
schrijf in het Nederlands - Frans
bv katten les chats
een hond
schrijf in het Nederlands - Frans
bv katten les chats
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Welk voorbeeld is juist?
A
la ville
B
le madame
C
des ordinateur
D
un fenêtre
Slide 10 - Quizvraag
Het woordje les... (meerdere mogelijkheden)
A
is meervoud
B
is enkelvoud
C
heeft geen vertaling in het Nederlands
D
slaat terug op een zelfstandig naamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Maak een zinnetje met de volgende woorden:
madame & robe
madame & robe
timer
1:00
Slide 12 - Open vraag
Vrai ou faux?
Un en une betekenen in het NL ''een''
Un en une betekenen in het NL ''een''
A
Vrai
B
Faux
Slide 13 - Quizvraag
Welk voorbeeld is juist?
A
la chien
B
une chat
C
un lit
D
la bureau
Slide 14 - Quizvraag
Het woordje 'eau' .... (meerdere mogelijkheden)
A
is mannelijk
B
is vrouwelijk
C
begint met een klinker
D
begint met een stomme h
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Wanneer gebruik je het delend lidwoord / l'article partitif?
A
alleen bij onbepaalde hoeveelheden
B
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning
C
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning of een woord van hoeveelheid
D
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning, of woord van hoeveelheid (behalve getallen), of woord van gevoelsuitdrukking (zoals aimer, adorer, détester etc.)
Slide 26 - Quizvraag
Wat is NIET van toepassing op het "delend lidwoord"
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h
Slide 27 - Quizvraag
na een ontkenning of woord dat een hoeveelheid aanduidt (zoals kg, gr, cm, glas - behalve een getal/cijfer ) volgt :
A
de of d'
B
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)
Slide 28 - Quizvraag
na een woord dat een gevoel uitdrukt (zoals aimer, adorer, détester etc.) volgt
A
het onbepaald lidwoord (un, une, des)
B
het bepaald lidwoord (le, la, l' , les)
C
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)
D
de / d'
Slide 29 - Quizvraag
na een getal (1, 2, 3 etc) en vóór een zelfstandig naamwoord zoals in
"ik heb 3 broers" volgt
"ik heb 3 broers" volgt
A
het delend lidwoord
B
geen delend lidwoord maar direct het zelfst. nw
Slide 30 - Quizvraag
Il mange ..... viande et il boit ...... eau
A
de / de l'
B
du / de l'
C
de la / de la
D
de la / de l'
Slide 31 - Quizvraag
Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'
Slide 32 - Quizvraag
Il mange beaucoup..... viande et très peu ...... eau
A
de / d'
B
de la / de
C
de / de la
D
de la / de l'
Slide 33 - Quizvraag
300 grammes ..... café
A
du
B
de
C
le
D
de l'
Slide 34 - Quizvraag
il y a beaucoup ........ eau dans la bouteille
A
de l'
B
d'
Slide 35 - Quizvraag
J' ai bu 3 verres ........ coca (m)
A
du
B
de
Slide 36 - Quizvraag
J' ai très peu ..... argent
A
de l'
B
de
C
d'
D
du
Slide 37 - Quizvraag
j' adore ..... chocolat (mnl)
A
le
B
du
C
de
D
de l'
Slide 38 - Quizvraag
J' aime ...... tomates
A
des
B
les
Slide 39 - Quizvraag
le professeur n' a pas ....... patience (v)
A
de
B
de la
C
d'
D
de l'
Slide 40 - Quizvraag
je prends ..... café
A
de
B
du
Slide 41 - Quizvraag
Je déteste .... café
A
le
B
du
C
de la
D
de
Slide 42 - Quizvraag
Les enfants ne mangent pas .... biscuits
A
des
B
de les
C
de
D
les
Slide 43 - Quizvraag
Il entend ..... bruit (m)
(Hij hoort lawaai)
(Hij hoort lawaai)
A
le
B
du
Slide 44 - Quizvraag
Noteer alles wat je me nu kan vertellen over het lidwoord in het Frans...
