l'adverbe

Mais heureusement, ça va déjà (meilleur)!
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mais heureusement, ça va déjà (meilleur)!

Slide 1 - Open vraag

Wat is een bijwoord?

Slide 2 - Woordweb

een bijwoord zegt iets over:

1.     een werkwoord
2.    een bijvoeglijk naamwoord
3.    een andere bijwoord
4.    een hele zin

Slide 3 - Tekstslide

les
adverbes

Slide 4 - Tekstslide

In het Nederlands hebben we geen aparte vorm voor het bijwoord:

Dat is een goed boek >> goed is een bijvoeglijk naamwoord

Hij zingt goed. >> goed is een bijwoord.

Slide 5 - Tekstslide

maar ja...... het Frans heeft natuurlijk wel een aparte vorm voor het bijwoord. 
Je moet dus goed opletten of je te maken hebt met een bijv nw of met een bijwoord!

Slide 6 - Tekstslide

om een bijwoord te maken heb je nodig:

het bijvoeglijk naamwoord
+
het achtervoegsel ment

Slide 7 - Tekstslide

HOE WERKT HET?

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker:
bijv.nw + ment      poli (beleefd) wordt dan poliment,

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker:
eerst vrouwelijk maken dan + ment

actif        >> active        >> activement
heureux  >> heureuse  >> heureusement
doux        >> douce        >> doucement

Slide 8 - Tekstslide

et...
il y a des adverbes qui ont une forme spéciale:

bon            >> bien                                                      goed, lekker
meilleur   >> mieux                                                   beter, lekkerder
mauvais   >> mal                                                        slecht
long          >> longtemps / longuement               lang
rapide       >> vite / rapidement                               snel


Slide 9 - Tekstslide

avantage: 


les adverbes sont invariables.....

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Maak het bijwoord van facile
A
facilement
B
facilment
C
facillement
D
facilemente

Slide 13 - Quizvraag

Maak het bijwoord van poli (= beleefd)
A
poliement
B
poliment
C
polimente
D
polliment

Slide 14 - Quizvraag

Maak het bijwoord van lent (= langzaam)
A
lentment
B
lentemente
C
lentement
D
lemment

Slide 15 - Quizvraag

Maak het bijwoord van furieux (= woedend)
A
furieuxment
B
furieusement
C
furieuxement
D
furieusment

Slide 16 - Quizvraag

Maak het bijwoord van bon (= goed)
A
bonment
B
bonnement
C
bien
D
bienement

Slide 17 - Quizvraag

Maak het bijwoord van long (= lang)
A
longment
B
longuement
C
longement
D
longtemps

Slide 18 - Quizvraag

Geef het bijwoord van het woord tussen haakjes:
Je suis (terrible) fatigué

Slide 19 - Open vraag

J'ai (seul) mangé une pomme.

Slide 20 - Open vraag

Le pauvre Maxy a eu un accident, il a été ( sérieux) blessé

Slide 21 - Open vraag

Blanche Neige est (vrai) belle!

Slide 22 - Open vraag

(malheureux) elle est tombée malade après avoir mangé la pomme empoisonnée

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide