In elk kledingstuk zit een etiket. Meestal zit deze aan de binnenkant, links. Op dit etiket staat aan de ene kant waarvan het kledingstuk is gemaakt, bijvoorbeeld van katoen of wol. Op de andere kant staan de wassymbolen. Deze symbolen laten zien op welke manier je je kleding mag wassen, strijken en drogen.
Kies één van de kledingstukken uit de kast of wasmand. Je pakt een wit blaadje. Teken de symbolen en schrijf er bij wat ze betekenen. Kijk op de wassymbolenkaart. Laat de opdracht controleren door de docent.