M2: Unidad 3 Les 3 - Objeto Directo

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

START KLAAR

Lesprogramma

A: Doornemen objeto directo

B: Oefenen objeto directo

C: Oefenen met vocabulario

Lesdoelen

Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 

• Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
• Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de Objeto Directo.

What is a direct object?
¿Qué es el objeto directo?

Lijdend voorwerp/ Objeto directo

Wat is een lijdend voorwerp? (objeto directo/ direct object)

"Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag: Wat? of Wie? na het werkwoord."

(The direct object is the part of the sentence that answers the question: What? or Who? after the verb.)

Ik eet een appel. → Wat eet ik? Een appel.

(I eat an apple. → What do I eat? An apple.)

Hij ziet mij. → Wie ziet hij? Mij.

(He sees me. → Who does he see? Me.)

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)

Je kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijke voornaamwoord.

Julia koopt een nieuwe fiets.

Julia koopt het.

Julia compra una bici nueva.

Julia la compra.

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)

What is the direct object in the sentence?
"María compra flores"

What is the direct object in the sentence?
"Nosotros leemos un libro"

What is the direct object in the sentence?
"Yo veo a mi amigo"

What is the direct object in the sentence?
"Tú preparas la cena"

Objeto Directo

1. Laura compra un vestido nuevo. 

2. Nosotros vemos a nuestros amigos en el parque. 

3. Tú comes pizza con mucho queso. 

4. Ellos preparan bebidas para la fiesta. 

5. Los niños comen pasta. 

6. Ella pidió una cola. 

Geef aan wat de Complemento Directo (lijdend voorwerp) is in de volgende zinnen. Herschrijf de zin met de juiste voornaamwoord. 

Verkorte woordenlijst Unidad 3

https://quizlet.com/nl/915581398/unidad-3-viajes-y-aventuras-reizen-en-avonturen-flash-cards/?funnelUUID=77db5aff-b148-44e1-991a-ee8a501c84c3 

Vocabulario

pagina 123

Wat: Betekenissen zoeken van 10 woorden uit het woordenlijst. 

Hoe: In groepjes van twee of individueel 

Waar: In je JDW-map

Hulpmiddel: Reporteros tekstboek

Klaar?

Kies 2 woorden en maak 2 zinnen.

Gebruik: mijnwoordenboek.nl 

¡A practicar! 

1. la playa
2. el avión
3.  el fin de semana
4. cerca
5.  nublado(a)
6. quedar con alguien
7. el viento
8. muchas veces
9. bailar
10. la fiesta

Vocabulario

1. la playa - het strand
2. el avión - het vliegtuig
3.  el fin de semana - het weekend
4. cerca - dichtbij
5.  nublado(a) - bewolkt
6. quedar con alguien - afspreken met iemand
7. el viento - de wind
8. muchas veces - vaak
9. bailar - dansen
10. la fiesta - het feest
11. 
    

Lesdoelen

Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 

• Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
• Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de  Objeto Directo.

 

Wat zijn de voornaamwoorden voor het lijdend voorwerp?

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

¡Hasta la próxima clase!